ECLI:NL:CRVB:2006:AZ2968
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen bezwaarschrift tegen besluit tot opschorting bijstandsrecht
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Breda, die op 31 mei 2005 het beroep van appellante tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Rucphen ongegrond verklaarde. Het College had op 13 juli 2004 het recht op bijstand van appellante met ingang van 1 april 2004 opgeschort. Appellante maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het College verklaarde dit bezwaar op 25 november 2004 niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop appellante in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 7 november 2006 behandeld. Tijdens de zitting op 15 augustus 2006 waren partijen niet verschenen. De Raad oordeelde dat het bezwaarschrift van appellante niet tijdig was ingediend en dat er geen sprake was van verschoonbare termijnoverschrijding. Appellante had aangevoerd dat zij door de afwezigheid van haar dochter, die op vakantie was, niet in staat was om hulp te vragen bij het indienen van het bezwaar. De Raad oordeelde echter dat appellante zich ook had kunnen wenden tot een rechtshulpverlener en dat er geen beletselen waren om dit te doen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier.