ECLI:NL:CRVB:2006:AZ2467

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
2 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-1644 APPA en 06-1666 APPA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake APPA

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 november 2006 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 5 januari 2006. Verzoeker had het verzoek ingediend naar aanleiding van een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwkoop, dat op 25 november 2003 was genomen. Dit besluit betrof de nadere vaststelling van verzoekers uitkering op grond van de Algemene wet politieke ambtsdragers (APPA) per 19 april 2002. De Raad had in de eerdere uitspraak het beroep van verzoeker gegrond verklaard en het besluit van het College vernietigd, met de opdracht om binnen zes weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen.

In het verzoek om herziening stelde verzoeker dat de eerdere uitspraak onvolkomenheden en tegenstrijdigheden bevatte. Hij betoogde dat de Raad ten onrechte had bepaald dat een eenmalige uitkering van f 80.000,- voor verrekening in aanmerking kwam, terwijl dit bedrag bij het bestreden besluit buiten de verrekening was gehouden. Ook werd aangevoerd dat de door de voormalig werkgever betaalde pensioenpremie ten onrechte als inkomsten uit arbeid was aangemerkt. Het College reageerde gemotiveerd op deze grieven en gaf aan dat verzoeker nog niet alle benodigde informatie had verstrekt voor de uitvoering van de eerdere uitspraak.

De Raad oordeelde dat het verzoek om herziening niet kon worden toegewezen, omdat de aangevoerde grieven geen nieuwe feiten of omstandigheden betroffen die aanleiding gaven tot herziening. De Raad benadrukte dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak, tenzij er sprake is van nieuwe feiten die niet eerder bekend waren. Gezien deze overwegingen werd het verzoek om herziening afgewezen en werd er geen aanleiding gezien voor vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met A. Beuker-Tilstra als voorzitter.

Uitspraak

06/1644 APPA en 06/1666 APPA
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet op het verzoek om herziening van:
[verzoeker] (hierna: verzoeker),
van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 5 januari 2006, nrs. 04/7287 APPA en 04/7334 APPA, op het beroep van verzoeker tegen onder meer een besluit van 25 november 2003 van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwkoop (hierna: College).
Uitspraakdatum: 2 november 2006
I. PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft verzocht om herziening van de hiervoor genoemde uitspraak van de Raad.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2006. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door mr. F.W.C. van Geel, werkzaam bij Van Geel Consultancy Scheulder B.V. Het College heeft zich, zoals tevoren was gemeld, niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1. Ingevolge artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2. Bij de uitspraak waarvan thans herziening wordt verzocht heeft de Raad onder meer het beroep van verzoeker tegen het besluit van het College van 25 november 2003, inhoudende de nadere vaststelling van verzoekers uitkering op grond van de Algemene wet politieke ambtsdragers (APPA) per 19 april 2002, gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat het College binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
3. De Raad dient thans de vraag te beantwoorden of in het onderhavige geval sprake is van door verzoeker aangevoerde nieuwe feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb, die de Raad aanleiding geven over te gaan tot herziening van zijn uitspraak van 5 januari 2006.
3.1. In het namens verzoeker gedane verzoek om herziening is aangevoerd dat de uitspraak van de Raad onvolkomenheden, onduidelijkheden en tegenstrijdige passages bevat. De Raad zou ten onrechte hebben bepaald dat de in het kader van een beëindigingsovereenkomst aan verzoeker verstrekte eenmalige uitkering van f 80.000,- voor verrekening in aanmerking komt, nu dit bedrag bij het bestreden besluit buiten de verrekening was gehouden en het geschil daarover niet handelde. Voorts is aangevoerd dat door de Raad ten onrechte de door de voormalig werkgever van verzoeker betaalde pensioenpremie (volledig) is aangemerkt als inkomsten uit of in verband met arbeid als bedoeld in artikel 134, tweede lid, aanhef en onder b, van de APPA. Een en ander bemoeilijkt volgens verzoeker de uitvoering van de uitspraak.
3.2. Het College heeft gemotiveerd op de in het verzoek om herziening aangevoerde grieven gereageerd. Voorts is meegedeeld dat nog geen nieuw besluit op bezwaar is genomen ter uitvoering van de uitspraak omdat verzoeker nog in gebreke is gebleven bij het verstrekken van (volledige) informatie en dat verzoeker is gesommeerd om hierin alsnog te voorzien.
4.1. De Raad stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak van de Raad het (bijzondere) rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de betrokken uitspraak te openen.
4.2. De stellingen van verzoeker vormen niet een feit of omstandigheid als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb en kunnen derhalve niet leiden tot een hernieuwde discussie over het besluit in kwestie en het oordeel dat de Raad daarover reeds heeft gegeven.
5. Gezien het vorenstaande wordt het verzoek om herziening afgewezen en ziet de Raad geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb inzake vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en G.L.M.J. Stevens en A.W.M. Bijloos als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.P.Schieveen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 2 november 2006.
(get.) A. Beuker-Tilstra.
(get.) J.P. Schieveen.
HD
11.1