Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank mede gelet op artikel 4 van het Besluit premiedifferentiatie WAO (hierna: het Besluit) het door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. In deze uitspraak, waarin appellante is aangeduid als eiseres en het Uwv als verweerder, heeft de rechtbank het volgende overwogen:
"Eiseres stelt zich in beroep op het standpunt dat nu verweerder zo onzorgvuldig is geweest om haar, als werkgever, er niet van op de hoogte te stellen dat aan [ex-werkneemster] een uitkering ingevolge de Ziektewet en vervolgens een WAO-uitkering is verstrekt, de aan [ex-werkneemster] verstrekte WAO-uitkeringen niet aan eiseres toegerekend mogen worden in het kader van de premie-differentiatie. Volgens eiseres is [ex-werkneemster] ‘gezond’ uit dienst gegaan. Als eiseres had geweten dat [ex-werkneemster] nog ziek was dan had zij adequate controle en begeleiding kunnen uitvoeren. Het niet melden aan eiseres van [ex-werkneemster]’ doorlopende ziekte c.q. Ziektewet-uitkering is een fout van verweerder waarvoor eiseres niet wenst op te draaien.
Bij de bepaling van de gedifferentieerde WAO-premie is gelet op voornoemd artikel 4, tweede lid, van het Besluit alleen van belang of de arbeids-ongeschiktheidsuitkering daadwerkelijk is verstrekt en of de eerste arbeidsongeschiktheidsdag waarop deze uitkering is gebaseerd is gelegen binnen het dienstverband. De hierover in de WAO en het Besluit neergelegde bepalingen zijn strikt geformuleerd en geven geen mogelijkheid om daarvan af te wijken.
Omstandigheden als de reden waarom het dienstverband is aangegaan of beëindigd, de korte duur van het dienstverband en de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid zijn derhalve voor de vaststelling van de gedifferentieerde premie niet relevant. Ook het feit dat eiseres, zoals zij stelt, geen mogelijkheden heeft gehad de desbetreffende werkneemster zelf te reïntegreren kan geen rol spelen bij de vaststelling van de gedifferentieerde premie (zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van
24 februari 2005, LJN: AT0301).
Indien door de wetgever was beoogd dat met bovengenoemde aspecten rekening kon worden gehouden bij het vaststellen van de gedifferentieerde premie, had dat expliciet in de WAO dan wel in het Besluit moeten worden bepaald, hetgeen niet het geval is. Deze regelgeving biedt ook geen ruimte voor een beroep op de redelijkheid en billijkheid.
Het is juist dat, nu met al deze factoren geen rekening mag worden gehouden, de vaststelling van de gedifferentieerde premie tot voor betrokkenen moeilijk aanvaardbare uitkomsten kan leiden, zoals in het geval van eiseres. Niettemin kan op grond van deze bepalingen niet anders geoordeeld worden dan dat verweerder terecht de aan [ex-werkneemster] verstrekte WAO-uitkering bij de gedifferentieerde premie voor eiseres heeft betrokken. Immers vaststaat dat aan [ex-werkneemster] een WAO-uitkering is toegekend en dat de eerste ziektedag die tot deze uitkering heeft geleid 22 juni 1999 is geweest, welke dag binnen het dienstverband met eiseres valt.".