[appellant 1] en [appellant 2], beiden wonende te Tilburg (hierna: appellanten),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 17 november 2005, 05/1751 (hierna: aangevallen uitspraak),
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg (hierna: College)
Datum uitspraak: 17 oktober 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. I.P.M.J. Nelemans, advocaat te Tilburg, hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 5 september 2006, waar partijen - met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
Bij besluit op bezwaar van 14 april 2005 heeft het College het besluit van 23 februari 2004 gehandhaafd voor zover daarbij een aanvraag om bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand van appellanten met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling is gelaten. Het College heeft hieraan ten grondslag gelegd dat appellanten niet binnen de door het College gestelde termijn de financiële gegevens hebben verstrekt waarom het College had verzocht.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 14 april 2005 ongegrond verklaard.
Appellanten hebben zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd en daarbij de in beroep aangevoerde gronden herhaald.
De Raad is met de rechtbank van oordeel dat het College terecht heeft besloten de aanvraag van appellanten buiten behandeling te laten en niet gehouden was appellanten een tweede hersteltermijn te gunnen. De Raad kan zich met hetgeen de rechtbank in de aangevallen uitspraak terzake heeft overwogen verenigen. Het College was derhalve bevoegd om de aanvraag van appellanten buiten behandeling te laten. Niet kan worden gezegd dat het College niet in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad ziet geen grond voor een veroordeling in de proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.H. Polderman-Eelderink als griffier, uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2006.
(get.) A.H. Polderman-Eelderink.