ECLI:NL:CRVB:2006:AZ0786

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-6140 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleggen maatregel wegens niet aanvaarden van passende arbeid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 29 september 2005, waarin het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage ongegrond werd verklaard. Het College had bij besluit op bezwaar van 28 mei 2004 het eerdere besluit van 15 oktober 2003 gehandhaafd, waarbij de uitkering van appellant ingevolge de Algemene bijstandswet met 100% werd verlaagd voor de duur van één maand. Deze maatregel was opgelegd omdat appellant passende arbeid niet had aanvaard.

Tijdens de zitting op 5 september 2006 zijn partijen niet verschenen, wat het College betreft met voorafgaand bericht. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden die van belang zijn voor deze zaak in overweging genomen en verwijst naar de aangevallen uitspraak voor een gedetailleerd overzicht.

De Raad is van oordeel dat het College terecht heeft vastgesteld dat de aangeboden functie passend was voor appellant. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak terecht geoordeeld dat de maatregel van het College gerechtvaardigd was. Het hoger beroep van appellant is dan ook niet geslaagd, en de Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

05/6140 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 29 september 2005, 04/2753 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage (hierna: College)
Datum uitspraak: 17 oktober 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 5 september 2006, waar partijen - wat het College betreft met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende.
Bij besluit op bezwaar van 28 mei 2004 heeft het College het besluit van 15 oktober 2003 gehandhaafd waarbij de uitkering van appellant ingevolge de Algemene bijstandswet bij wijze van maatregel voor de duur van één maand is verlaagd met 100% wegens het niet aanvaarden van passende arbeid door appellant.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 28 mei 2004 ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd en daarbij de in beroep aangevoerde gronden herhaald.
De Raad is met de rechtbank van oordeel dat het College op goede gronden het standpunt heeft ingenomen dat de aan appellant aangeboden functie passend is voor appellant en dat het College de maatregel terecht heeft opgelegd. De Raad kan zich met hetgeen de rechtbank in de aangevallen uitspraak heeft overwogen geheel verenigen.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad ziet geen grond voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.H. Polderman-Eelderink als griffier, uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2006.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) A.H. Polderman-Eelderink.