ECLI:NL:CRVB:2006:AZ0786
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Opleggen maatregel wegens niet aanvaarden van passende arbeid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 29 september 2005, waarin het beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage ongegrond werd verklaard. Het College had bij besluit op bezwaar van 28 mei 2004 het eerdere besluit van 15 oktober 2003 gehandhaafd, waarbij de uitkering van appellant ingevolge de Algemene bijstandswet met 100% werd verlaagd voor de duur van één maand. Deze maatregel was opgelegd omdat appellant passende arbeid niet had aanvaard.
Tijdens de zitting op 5 september 2006 zijn partijen niet verschenen, wat het College betreft met voorafgaand bericht. De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden die van belang zijn voor deze zaak in overweging genomen en verwijst naar de aangevallen uitspraak voor een gedetailleerd overzicht.
De Raad is van oordeel dat het College terecht heeft vastgesteld dat de aangeboden functie passend was voor appellant. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak terecht geoordeeld dat de maatregel van het College gerechtvaardigd was. Het hoger beroep van appellant is dan ook niet geslaagd, en de Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er zijn geen gronden voor een veroordeling in de proceskosten.