ECLI:NL:CRVB:2006:AZ0564
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- B.J. van der Net
- G. van der Wiel
- Rechtspraak.nl
Gevolgen van onbetaald ouderschapsverlof voor WW-uitkering en gebrekkige voorlichting
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem. De rechtbank had het beroep van appellant gegrond verklaard, maar de Raad oordeelde anders. Appellant had een loongerelateerde uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW) ontvangen, maar deze was vastgesteld op een gemiddelde arbeidsduur van 31 uur per week, waarbij de uren van onbetaald ouderschapsverlof niet waren meegerekend. Appellant had onbetaald ouderschapsverlof genoten gedurende een periode van meer dan 78 weken, wat volgens het Uwv gevolgen had voor zijn WW-uitkering.
De Raad overwoog dat de informatie die door de overheid was verstrekt onvolledig was, maar dat appellant zelf ook verantwoordelijk was voor het verkrijgen van de juiste informatie. Hij had contact moeten opnemen met het Uwv om de gewenste informatie schriftelijk op te vragen. De Raad concludeerde dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet kon slagen, omdat de onvolledige informatie niet van het Uwv afkomstig was, maar van een ministerie dat niet verantwoordelijk was voor de uitvoering van de wetgeving.
Uiteindelijk bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank, maar met de overweging dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand bleven. De Raad oordeelde dat er geen termen aanwezig waren om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 3 augustus 2006, met R.C. Schoemaker als voorzitter en B.J. van der Net en G. van der Wiel als leden.