ECLI:NL:CRVB:2006:AY9731

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
6 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-3390 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekering onder de Algemene Ouderdomswet voor in Suriname wonende en werkende appellant

In deze zaak gaat het om de vraag of de appellant, die gedurende het tijdvak van 1 januari 1957 tot en met 23 juni 1974 in Suriname woonde en werkte, verzekerd was onder de Algemene Ouderdomswet (AOW). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van de appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 april 2005. De rechtbank had geoordeeld dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) terecht had besloten dat appellant niet verzekerd was onder de AOW, omdat hij niet als ingezetene van het Rijk kon worden aangemerkt. De Raad bevestigt dit oordeel en wijst erop dat de appellant, hoewel hij in dienst was van een publiekrechtelijke rechtspersoon in Suriname, niet kan worden beschouwd als verzekerd onder de AOW, aangezien hij buiten het Rijk werkzaam was.

De Raad overweegt verder dat de stelling van de appellant dat hij AOW-premies heeft betaald, niet aannemelijk is gemaakt. De argumenten die in hoger beroep zijn aangevoerd, zijn in wezen herhalingen van eerdere stellingen en leiden niet tot een ander oordeel. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet kan slagen en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van A. Kovács als griffier, en is openbaar uitgesproken op 6 oktober 2006. Het onderzoek ter zitting vond plaats op 22 september 2006, waarbij de appellant werd vertegenwoordigd door mr. P. Vermeulen en de Svb door mr. G.J. Oudenes. De rechtbank had eerder overwogen dat de appellant op grond van de AOW niet verzekerd was, omdat hij niet in Nederland arbeid in dienstbetrekking verrichtte en niet als ingezetene kon worden aangemerkt.

Uitspraak

05/3390 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 15 april 2005, 04/2569 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: de Svb).
Datum uitspraak: 6 oktober 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. G.J. Schipper- de Bruijn, advocaat te Hoogvliet, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2006. Namens appellant is verschenen mr. P. Vermeulen, kantoorgenoot van mr. Schipper-de Bruijn.
De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.J. Oudenes.
II. OVERWEGINGEN
Voor een uitgebreide weergave van de relevante feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak.
Ook in hoger beroep is tussen partijen slechts in geschil of de Svb terecht heeft besloten dat appellant gedurende het tijdvak van 1 januari 1957 tot en met 23 juni 1974, toen hij in Suriname woonde en werkte, niet verzekerd was ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW).
Met betrekking tot dit geschilpunt heeft de rechtbank overwogen dat appellant op grond van de artikelen 2, 3 en 6 van de AOW, zoals die artikelen luidden tot 1 januari 1990, niet verzekerd was ingevolge die wet. In die artikelen is, kort samengevat, bepaald dat ingezetenen verzekerd zijn krachtens de AOW en dat ingezetene is degene die in het Rijk woont. Daarbij heeft de rechtbank erop gewezen dat in vaste jurisprudentie van deze Raad is bepaald dat onder 'het Rijk' dient te worden verstaan 'het Rijk in Europa'.
Voorts is overwogen dat de stelling van appellant, dat hij een arbeidsovereenkomst had met een Nederlandse overheidsdienst zodat hij in die periode als verzekerde kon worden aangemerkt, miskent dat appellant niet in Nederland arbeid in dienstbetrekking verrichtte.
De Raad verenigt zich met dit oordeel van de rechtbank. Daarbij heeft hij in het bijzonder overwogen dat appellant, werkzaam als topograaf bij het Ministerie van Opbouw, weliswaar in dienstbetrekking stond tot een publiekrechtelijke rechtspersoon, te weten het toenmalige rijksdeel Suriname, maar dat deze niet kan worden aangemerkt als een Nederlands publiekrechtelijk rechtspersoon in de zin van artikel 3, vierde lid van de AOW, zoals dat luidde ten tijde in geding. Zelfs indien zulks wel het geval zou zijn geweest, zou appellant hieraan evenmin een verzekeringsgrond kunnen ontlenen omdat hij buiten het Rijk werkzaam was in het land waar hij was aangeworven. Voorts heeft de Raad overwogen dat appellant zijn stelling dat hij AOW-premies heeft betaald niet aannemelijk heeft gemaakt. Hetgeen overigens nog in hoger beroep naar voren is gebracht, wat in essentie een herhaling vormt van hetgeen bij de rechtbank naar voren is gebracht, heeft de Raad niet tot een andersluidend oordeel kunnen leiden.
Gelet op het vorenstaande kan het hoger beroep niet slagen, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad ziet geen aanleiding tot een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A. Kovács als griffier, uitgesproken in het openbaar op 6 oktober 2006.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) A. Kovács.