ECLI:NL:CRVB:2006:AY8827
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum AOW-pensioen en nabetaling door de Sociale verzekeringsbank
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn bezwaar tegen een besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) werd afgewezen. De Svb had in 1999 aan appellant meegedeeld dat hij recht had op een AOW-pensioen vanaf juni 1997, maar appellant stelde dat hij recht had op AOW-pensioen vanaf januari 1997. De rechtbank verklaarde het beroep van appellant ongegrond. Appellant ging in hoger beroep.
Tijdens de zitting op 14 februari 2003 was appellant niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door J.Y. van den Berg. Na de zitting bleek dat het onderzoek niet volledig was, wat leidde tot heropening van het onderzoek. De Svb heeft vervolgens een nieuwe beslissing op bezwaar genomen en meegedeeld dat het eerdere besluit niet langer werd gehandhaafd. Hierdoor werd het bezwaar van appellant alsnog gegrond verklaard, en kreeg hij recht op AOW-pensioen met ingang van januari 1997.
De Raad heeft vastgesteld dat appellant zich kan verenigen met de nieuwe ingangsdatum en de toegezegde wettelijke rente over de nabetaling. Hierdoor bestond er geen geschil meer tussen partijen. De Raad oordeelde dat er geen termen waren voor proceskostenvergoeding, aangezien appellant geen kosten had gevorderd. De uitspraak werd gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van griffier S. Sweep, en werd openbaar uitgesproken op 22 september 2006. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.