ECLI:NL:CRVB:2006:AY8766
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verhoging WAO-dagloon en rentevergoeding over nabetaling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht. De rechtbank had het beroep van betrokkene, die een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontving, voor een deel gegrond verklaard. Dit betrof de rentevergoeding over een besluit van 10 september 1996, dat als onrechtmatig werd aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat appellant vanaf 1 oktober 1996 wettelijke rente verschuldigd was aan betrokkene.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de rechtbank terecht het besluit van 10 september 1996 had vernietigd, maar op onjuiste gronden. Appellant had verzuimd om rente over rente toe te kennen, wat een belangrijk aspect was in deze zaak. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, maar gaf aan dat appellant een nieuw besluit moest nemen op het bezwaar van betrokkene, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak.
Daarnaast werd appellant veroordeeld tot betaling van de proceskosten van betrokkene, die zijn begroot op € 644,-- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan op 31 augustus 2006 door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van griffier C.M.T. Kruls. De zaak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig om te gaan met rentevergoedingen en de gevolgen van onrechtmatige besluiten.