ECLI:NL:CRVB:2006:AY8247
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verhoging WW-dagloon met volledig terugwerkende kracht en weigering wettelijke rente over nabetaling
In deze zaak, die voor de Centrale Raad van Beroep diende, ging het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht. De zaak betreft de verhoging van het WW-dagloon van betrokkene met terugwerkende kracht en de weigering van appellant om wettelijke rente te vergoeden over de nabetaling. De uitspraak van de rechtbank, gedateerd op 19 december 2003, had appellant veroordeeld tot het vergoeden van wettelijke rente over de nabetaling, wat appellant in zijn hoger beroep betwistte.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, maar met de nuance dat appellant een nieuw besluit moest nemen op het bezwaar van betrokkene. De Raad oordeelde dat appellant de wettelijke beslistermijn had overschreden door pas op 18 december 2002 te beslissen op het verzoek van betrokkene, dat op 2 mei 2002 was ingediend. Hierdoor was appellant verplicht om vanaf 1 juli 2002 wettelijke rente over de nabetaling te vergoeden.
De Raad oordeelde verder dat het bestreden besluit van appellant niet in stand kon blijven, omdat appellant verzuimd had rente over rente toe te kennen. De Raad veroordeelde appellant tot betaling van de proceskosten van betrokkene, die op € 644,-- werden vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door G. van der Wiel, met C.M.T. Kruls als griffier, op 31 augustus 2006.