ECLI:NL:CRVB:2006:AY8245

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-588 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhoging van het WW-dagloon en weigering van wettelijke rente over nabetaling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht van 19 december 2003. De rechtbank had geoordeeld dat appellant ten onrechte had geweigerd om wettelijke rente te vergoeden over een nabetaling van het WW-dagloon aan betrokkene. Appellant had op 27 januari 1994 een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) aan betrokkene toegekend, maar had bij besluit van 23 mei 2003 geweigerd om wettelijke rente te vergoeden over de nabetaling die volgde op een verhoging van het WW-dagloon met terugwerkende kracht. De rechtbank oordeelde dat het besluit van 27 januari 1994 onrechtmatig was en dat appellant vanaf 1 februari 1994 wettelijke rente verschuldigd was.

Appellant erkende de onrechtmatigheid van het besluit, maar stelde dat de gevolgen daarvan voor risico van betrokkene moesten komen, aangezien betrokkene geen rechtsmiddel had aangewend tegen de oorspronkelijke dagloonvaststelling en pas na lange tijd om herziening had verzocht. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 31 augustus 2006 behandeld. Tijdens de zitting op 27 juli 2006 waren zowel de vertegenwoordiger van appellant als de advocaat van betrokkene aanwezig. De Raad heeft overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een proceskostenveroordeling.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van C.M.T. Kruls als griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 31 augustus 2006.

Uitspraak

04/588 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 19 december 2003, 03/978 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
[betrokkene] (hierna: betrokkene)
en
appellant
Datum uitspraak: 31 augustus 2006.
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. P.H.A. Brauer, advocaat te Heerlen, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juli 2006. Namens appellant is verschenen mr. R.G. Willems-Cremers, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, en namens betrokkene is verschenen mr. Brauer, voornoemd.
II. OVERWEGINGEN
Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende.
Bij besluit van 27 januari 1994 heeft appellant aan betrokkene met ingang van 3 januari 1994 een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek van betrokkene van 11 april 2003 heeft appellant bij besluit van 2 mei 2003 het WW-dagloon met volledig terugwerkende kracht verhoogd.
Bij besluit van 23 mei 2003 heeft appellant geweigerd wettelijke rente te vergoeden over de nabetaling, bij bestreden besluit op bezwaar van 20 juni 2003 is die weigering gehandhaafd.
Volgens de rechtbank heeft appellant ten onrechte geweigerd wettelijke rente te vergoeden. Het besluit van 27 januari 1994 moet als onrechtmatig worden aangemerkt en de rechtbank is van oordeel dat appellant ingaande 1 februari 1994 wettelijke rente is verschuldigd.
Appellant erkent dat het besluit van 27 januari 1994 onrechtmatig was, maar vindt dat de gevolgen van de onrechtmatigheid van dat besluit veeleer voor risico van betrokkene dienen te komen. Het dagloon is destijds vastgesteld op basis van de gegevens die door betrokkene en zijn werkgever zijn verstrekt. Betrokkene heeft geen rechtsmiddel aangewend tegen de dagloonvaststelling en heeft eerst na verloop van lange tijd verzocht om herziening van het dagloon.
De Raad overweegt als volgt.
Zoals blijkt uit de uitspraak van de Raad van 15 december 2005 (LJN: AU8835) onderschrijft de Raad het standpunt van appellant.
Dat betekent dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd en het beroep ongegrond moet worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling acht de Raad geen termen aanwezig.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C.M.T. Kruls als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2006.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) C.M.T. Kruls.
EK2406