ECLI:NL:CRVB:2006:AY8229

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-2807 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhoging WW-dagloon met volledige terugwerkende kracht en weigering vergoeding wettelijke rente

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant) tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 14 mei 2003. De zaak betreft de verhoging van het WW-dagloon van betrokkene, die met ingang van 3 januari 1994 een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) had ontvangen. Appellant heeft op verzoek van betrokkene het WW-dagloon met volledige terugwerkende kracht verhoogd, maar weigerde wettelijke rente te vergoeden over de nabetaling. De rechtbank oordeelde dat appellant ten onrechte de wettelijke rente had geweigerd en dat het besluit van 6 januari 1994 als onrechtmatig moest worden aangemerkt. De rechtbank stelde dat appellant vanaf 1 februari 1994 wettelijke rente verschuldigd was.

De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, maar op andere gronden. De Raad onderschrijft het standpunt van appellant dat de rechtbank weliswaar het bestreden besluit terecht heeft vernietigd, maar op onjuiste gronden. De Raad oordeelt dat appellant een nieuw besluit moet nemen op het bezwaar van betrokkene, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is appellant veroordeeld tot betaling van de proceskosten van betrokkene, die zijn begroot op € 644,-- voor verleende rechtsbijstand.

De uitspraak is gedaan door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van C.M.T. Kruls als griffier, en is openbaar uitgesproken op 31 augustus 2006. De Raad heeft in zijn overwegingen ook het belang van de tijdige beslissing op het verzoek van betrokkene benadrukt, aangezien de beslistermijn was overschreden. Appellant erkent de onrechtmatigheid van het besluit van 6 januari 1994, maar stelt dat de gevolgen daarvan voor risico van betrokkene moeten komen, omdat deze pas na acht jaar om herziening heeft verzocht.

Uitspraak

03/2807 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 14 mei 2003, 02/714 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
[betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene)
en
appellant
Datum uitspraak: 31 augustus 2006.
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. P.H.A. Brauer, advocaat te Heerlen, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juli 2006. Namens appellant is verschenen mr. L. Bosma, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, en namens betrokkene is verschenen mr. Brauer, voornoemd.
II. OVERWEGINGEN
Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende.
Bij besluit van 6 januari 1994 heeft appellant aan betrokkene met ingang van 3 januari 1994 een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek van 16 november 2001 van betrokkene heeft appellant bij besluit van 5 maart 2002 het WW-dagloon met volledig terugwerkende kracht verhoogd.
Bij besluit van 6 maart 2002 heeft appellant geweigerd wettelijke rente te vergoeden over de nabetaling, bij bestreden besluit op bezwaar van 6 mei 2002 is die weigering gehandhaafd.
Volgens de rechtbank heeft appellant ten onrechte geweigerd wettelijke rente te vergoeden. Het besluit van 6 januari 1994 moet als onrechtmatig worden aangemerkt en de rechtbank is van oordeel dat appellant ingaande 1 februari 1994 wettelijke rente is verschuldigd.
Appellant erkent dat het besluit van 6 januari 1994 onrechtmatig was, maar vindt dat de gevolgen van de onrechtmatigheid van dat besluit veeleer voor risico van betrokkene dienen te komen. Het dagloon is destijds vastgesteld op basis van de gegevens die door betrokkene en zijn werkgever zijn verstrekt. Betrokkene heeft geen rechtsmiddel aangewend tegen de dagloonvaststelling en heeft eerst na verloop van acht jaar verzocht om herziening van het dagloon.
Appellant erkent dat binnen de wettelijke beslistermijn had moeten worden beslist op het verzoek van betrokkene van 16 november 2001. Door eerst op 5 maart 2002 te beslissen, is die beslistermijn overschreden. Appellant meent ingaande 1 februari 2002 gehouden te zijn tot vergoeding van wettelijke rente.
De Raad overweegt als volgt.
Zoals blijkt uit de uitspraak van de Raad van 15 december 2005 (LJN: AU8835) onderschrijft de Raad het standpunt van appellant.
Dat betekent dat de rechtbank weliswaar het bestreden besluit terecht heeft vernietigd, maar op onjuiste gronden. Het hoger beroep slaagt dan ook niet.
Appellant dient met inachtneming van deze uitspraak van de Raad een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van betrokkene.
De Raad ziet in één en ander aanleiding appellant te veroordelen tot betaling van de kosten die betrokkene in verband met het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn begroot op € 644,-- voor verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak, met dien verstande dat appellant met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen een nieuw besluit dient te nemen op het bezwaar van betrokkene;
Veroordeelt appellant in de proceskosten van betrokkene, tot een bedrag van € 644,--, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan de griffier van de Raad.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C.M.T. Kruls als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2006.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) C.M.T. Kruls.
EK2406