05/4001 AW, 05/4002 AW en 05/4003 AW
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 2 mei 2005, 03/1214, 04/137 en 04/459 (hierna: aangevallen uitspraak),
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Texel (hierna: College)
Datum uitspraak: 17 augustus 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2006. Appellant is verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.J.J. Kruidenier, juridisch adviseur te Apeldoorn, en L. Noordzij, werkzaam bij de gemeente Texel.
1. Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende.
1.1. Met ingang van 7 september 1998 is appellant benoemd als [functie] bij [naam dienst], dienst voor sociale werkvoorziening van de gemeente Texel.
1.2. Bij besluit van 3 december 2002 heeft het College deze functie gewaardeerd voor de periode, gelegen vóór 1 januari 2002, per welke datum bij de gemeente Texel een nieuw functiewaarderingssysteem is ingevoerd. Hierbij is de functie ingedeeld in hoofdgroep IV, met een totaalscore van 15 punten voor de secundaire factoren. Voor de secundaire factor keuzemogelijkheden zijn drie punten toegekend. Het salarisniveau is vastgesteld op schaal 11. Bij besluit van 29 juli 2003 heeft het College het bezwaar van appellant tegen het waarderingsbesluit ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, voorzover hier van belang, het beroep van appellant tegen het besluit van 29 juli 2003 ongegrond verklaard.
3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd overweegt de Raad als volgt.
3.1. Zoals de rechtbank met juistheid heeft overwogen dient de rechterlijke toetsing in een aangelegenheid als deze een terughoudende te zijn.
3.2. Het geschil is ook in hoger beroep beperkt tot de vraag hoeveel punten voor de secundaire factor keuzemogelijkheden dienen te worden toegekend. Volgens appellant had het College hiervoor vier in plaats van drie punten moeten toekennen.
3.3. Volgens het hier toepasselijke functiewaarderingssysteem worden voor keuze-mogelijkheden drie punten toegekend indien het werk het ontwerpen en realiseren van nieuwe oplossingen voor problemen in de uitvoeringssfeer omvat; in de regel zijn dit eenmalige oplossingen. De (maximale) score van vier punten wordt toegekend indien het werk het ontwerpen en realiseren van nieuwe oplossingen in de sfeer van het beleid omvat; in de regel zijn dit algemeen geldende structurele oplossingen.
3.4. Ter zitting is komen vast te staan dat partijen het erover eens zijn dat uitgangspunt voor de functiewaardering moet zijn de in 2001 vastgestelde functietypering “Leiding-gevende trajecten WIW”. De Raad stemt hiermee in, waarbij hij in aanmerking neemt dat de functiebeschrijving van [functie] van februari 1998 nimmer officieel is vastgesteld.
3.5. Naar het oordeel van de Raad is het standpunt van het College dat genoemde functietypering geen grond biedt voor toekenning van de maximale score voor keuzemogelijkheden, geenszins onhoudbaar. Het betreft hier zeker geen functie die in wezenlijke mate gericht is op het realiseren van nieuwe oplossingen in de sfeer van het beleid. De omstandigheid dat de functiehouder verantwoordelijk is voor evaluatie van het beleid op effectiviteit en doelmatigheid en voor de ontwikkeling van het inkoopbeleid brengt hierin geen verandering, gelet ook op de (meer uitvoerende) aard van de onder deze functie vallende taken. Gelet op de functietypering is geen sprake van een beleidsfunctie. Weliswaar is er in de functie sprake van het bedenken van nieuwe oplossingen ook in de beleidssfeer, doch appellant heeft de Raad er niet van kunnen overtuigen dat dit in zodanige mate het geval is dat toekenning van de maximale score van 4 punten aangewezen is. Het beroep van appellant op de inhoud van de advertentie naar aanleiding waarvan hij naar deze functie heeft gesolliciteerd, kan reeds omdat een advertentie een officiële status mist en geen betekenis heeft voor deze functiewaardering, niet slagen.
3.6. Met betrekking tot de stelling van appellant dat de functie met ingang van 1 januari 2002 voor keuzemogelijkheden wel vier punten zijn toegekend terwijl de inhoud van de functie geen verandering heeft ondergaan en ook het waarderingsysteem op dit onderdeel niet is gewijzigd, overweegt de Raad dat het College heeft uiteengezet dat de inhoud van de functie wel is gewijzigd. Gezien de gedingstukken, waaronder de bijlage bij de desbetreffende functiebeschrijving van november 2002, komt dit de Raad niet onjuist voor. Hierop wijst ook de verandering van de naam van de functie in die van hoofd Trajecten.
3.7. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
4. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten.
De Centrale Raad van Beroep;
Bevestigt de aangevallen uitspraak, voorzover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door G.P.A.M. Garvelink-Jonkers als voorzitter en J.Th. Wolleswinkel en A.A.M. Mollee als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.D. van Dissel-Singhal als griffier, uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2006.
(get.) G.P.A.M. Garvelink-Jonkers.
(get.) A.D. van Dissel-Singhal.