ECLI:NL:CRVB:2006:AY8022

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-4016 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de intrekking van WAO-uitkering op basis van medische geschiktheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant, die in Marokko woont, tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 juni 2004. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht de WAO-uitkering van appellant had ingetrokken. De intrekking vond plaats per 9 juli 2001, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant op dat moment minder dan 15% was. Appellant heeft hoger beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van 28 juli 2006. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door R. Zaagsma.

De Raad heeft in deze zaak de medische beperkingen van appellant onderzocht. Appellant was onderzocht door een psychiater en een internist, die beiden hun bevindingen hebben gerapporteerd. De verzekeringsarts heeft op basis van deze bevindingen een belastbaarheidspatroon opgesteld, waarna een arbeidsdeskundige functies heeft geselecteerd die passend werden geacht voor appellant. De Raad concludeert dat het Uwv op basis van de beschikbare medische gegevens terecht heeft geoordeeld dat appellant belastbaar was voor arbeid.

De Raad heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er zijn geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling op grond van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door T.L. de Vries en is openbaar uitgesproken op 8 september 2006.

Uitspraak

04/4016 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 juni 2004, 02/5194 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 8 september 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juli 2006. Appellant is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door R. Zaagsma.
II. OVERWEGINGEN
Bij brief van 25 juli 2006, bij de Raad binnengekomen op 27 juli 2006, heeft mr. E. van Voolen, advocaat te Utrecht, gemeld door de broer van appellant verzocht te zijn als gemachtigde op te treden. Daarbij heeft mr. van Voolen verzocht om aanhouding teneinde zich op de zaak te kunnen voorbereiden. De Raad heeft geen aanleiding gezien dit verzoek te honoreren nu dit verzoek een dag voor zitting is ingediend en appellant ruim de tijd heeft gehad zich veel eerder van rechtskundige bijstand te voorzien.
Bij besluit van 4 januari 2001 heeft het Uwv appellant medegedeeld dat zijn uitkering in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, per 9 juli 2001 werd ingetrokken, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid per die datum minder dan 15% bedroeg. Dit besluit is bij beslissing op bezwaar van 22 oktober 2002 in stand gelaten.
Teneinde de medische beperkingen van appellant vast te kunnen stellen is appellant onderzocht door H.W.J. Lubberding, psychiater te Amsterdam en K.H. Teng, internist te Amsterdam. De verzekeringsarts J. Biersteker heeft, mede naar aanleiding van de bevindingen van genoemde deskundigen, een belastbaarheidspatroon opgesteld, waarna arbeidsdeskundige J. Zoetelief een aantal functies heeft geselecteerd die als passend voor appellant zijn aangemerkt. Vergelijking van het maatmaninkomen met de mediane loonwaarde van de bij de schatting gebruikte functies levert geen relevant verlies aan verdienvermogen meer op.
De rechtbank heeft geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat het Uwv van onjuiste medische beperkingen is uitgegaan.
Ook de Raad ziet geen aanleiding tot het oordeel te komen dat het Uwv de medische beperkingen van appellant op de datum in geding heeft onderschat. Daarbij neemt de Raad in aanmerking dat de internist Teng appellant geschikt acht voor een volledige dagtaak zonder beperkingen en psychiater Lubberding weliswaar spreekt van een aanpassingsstoornis met depressieve stemming, maar zich niet uitlaat over de arbeidsmogelijkheden van appellant. Naar het oordeel van de Raad is het onderzoek naar de medische beperkingen van appellant voldoende zorgvuldig geweest en kon het Uwv uit de beschikbare medische gegevens de conclusie trekken dat appellant belastbaar was met arbeid. Aan de schatting zijn voorts functies ten grondslag gelegd waarvan in voldoende mate is aangetoond dat deze representatief zijn voor de datum in geding en waarvan de Raad geen redenen heeft aan te nemen dat de functies niet voor appellant geschikt zijn.
Derhalve komt de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking.
Voor een kostenveroordeling op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht acht de Raad geen termen aanwezig.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.J.B. van der Putten als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 september 2006.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) J.J.B. van der Putten.