ECLI:NL:CRVB:2006:AY8019

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-5012 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WAO-uitkering wegens gebrek aan verzekering op de eerste arbeidsongeschiktheidsdag

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant, die een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) heeft aangevraagd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze aanvraag geweigerd, omdat appellant op de eerste arbeidsongeschiktheidsdag, vastgesteld op 23 juli 1980, niet meer verzekerd was voor de WAO. De rechtbank Amsterdam heeft deze weigering bevestigd in haar uitspraak van 29 juli 2004.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 september 2006 de zaak behandeld. Appellant is niet verschenen, maar het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door R. Zaagsma. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv in zijn besluit van 16 september 1999 terecht heeft geconcludeerd dat appellant niet verzekerd was op de eerste arbeidsongeschiktheidsdag. De rechtbank heeft in haar oordeel de datum van beëindiging van het dienstverband van appellant in Nederland, die beide partijen op 13 juni 1980 hebben gesteld, als uitgangspunt genomen.

De Raad heeft geen nieuwe informatie ontvangen van appellant die zou kunnen wijzen op een eerdere arbeidsongeschiktheidsdag dan 23 juli 1980. De medische stukken die appellant heeft ingediend, zijn gedateerd na de datum in geding en ondersteunen niet zijn claim. De Raad concludeert dat het Uwv terecht heeft geweigerd om appellant in aanmerking te brengen voor een WAO-uitkering, omdat hij op de relevante datum niet verzekerd was.

De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de Raad ziet geen aanleiding voor een kostenveroordeling op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van J.J.B. van der Putten als griffier.

Uitspraak

04/5012 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats], Marokko (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 juli 2004, 03/186 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 8 september 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. C.A.J. de Roy van Zuydewijn, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Mr. de Roy van Zuydewijn heeft zich naderhand teruggetrokken als gemachtigde.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juli 2006. Appellant is niet verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door R. Zaagsma.
II. OVERWEGINGEN
Bij besluit van 16 september 1999 heeft het Uwv geweigerd aan appellant een uitkering in het kader van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen, onder de overweging dat appellant op de eerste arbeidsongeschiktheidsdag, door het Uwv vastgesteld op 23 juli 1980, niet meer verzekerd was voor één van de arbeidsongeschiktheidswetten. Dit besluit is bij besluit op bezwaar van 6 december 2002 gehandhaafd.
De rechtbank heeft zich kunnen vinden in bovengenoemd standpunt van het Uwv. Naar het oordeel van de rechtbank is niet geheel duidelijk geworden op welke datum het dienstverband van appellant in Nederland is geëindigd, maar gaan beide partijen uit van 13 juni 1980 en deze datum wordt ook genoemd in een besluit omtrent appellants rechten op een uitkering in het kader van de Ziektewet uit 1981. Nu ook niet is gebleken van een eerdere ziekmelding dan 23 juli 1980 is de rechtbank van oordeel dat het Uwv terecht tot de conclusie is gekomen dat appellant niet meer verzekerd was op de eerste arbeidsongeschiktheidsdag.
Appellant heeft in hoger beroep geen stukken in geding gebracht die de Raad hebben doen twijfelen aan de juistheid van dit oordeel. De door appellant ingezonden stukken zijn medische stukken gedateerd na datum in geding en wijzen, naar het oordeel van de Raad, niet op een eerdere arbeidsongeschiktheidsdag dan 23 juli 1980. Nadere stukken die zouden kunnen wijzen op een verzekering voor een arbeidsongeschiktheidswet op deze datum heeft appellant niet ingezonden. De Raad ziet dan ook geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de datum 13 juni 1980 als datum van het einde van de verzekering van appellant. Nu derhalve appellant op 23 juli 1980 niet verzekerd was, heeft het Uwv terecht geweigerd appellant in aanmerking te brengen voor een WAO-uitkering. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking.
Voor een kostenveroordeling op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht acht de Raad geen termen aanwezig.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J.J.B. van der Putten als griffier, uitgesproken in het openbaar op 8 september 2006.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) J.J.B. van der Putten.