ECLI:NL:CRVB:2006:AY8019
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering wegens gebrek aan verzekering op de eerste arbeidsongeschiktheidsdag
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant, die een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) heeft aangevraagd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze aanvraag geweigerd, omdat appellant op de eerste arbeidsongeschiktheidsdag, vastgesteld op 23 juli 1980, niet meer verzekerd was voor de WAO. De rechtbank Amsterdam heeft deze weigering bevestigd in haar uitspraak van 29 juli 2004.
De Centrale Raad van Beroep heeft op 8 september 2006 de zaak behandeld. Appellant is niet verschenen, maar het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door R. Zaagsma. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv in zijn besluit van 16 september 1999 terecht heeft geconcludeerd dat appellant niet verzekerd was op de eerste arbeidsongeschiktheidsdag. De rechtbank heeft in haar oordeel de datum van beëindiging van het dienstverband van appellant in Nederland, die beide partijen op 13 juni 1980 hebben gesteld, als uitgangspunt genomen.
De Raad heeft geen nieuwe informatie ontvangen van appellant die zou kunnen wijzen op een eerdere arbeidsongeschiktheidsdag dan 23 juli 1980. De medische stukken die appellant heeft ingediend, zijn gedateerd na de datum in geding en ondersteunen niet zijn claim. De Raad concludeert dat het Uwv terecht heeft geweigerd om appellant in aanmerking te brengen voor een WAO-uitkering, omdat hij op de relevante datum niet verzekerd was.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de Raad ziet geen aanleiding voor een kostenveroordeling op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van J.J.B. van der Putten als griffier.