ECLI:NL:CRVB:2006:AY7980
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vergoeding griffierecht in hoger beroep bij niet-ontvankelijkheid van het beroep
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin haar beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) het bestreden besluit, dat betrekking had op de terug- en invordering van te veel betaalde kinderbijslag, niet langer handhaafde. Hierdoor had appellante volgens de rechtbank geen belang meer bij een inhoudelijk oordeel. De Centrale Raad van Beroep heeft het oordeel van de rechtbank bevestigd, maar oordeelt tevens dat de rechtbank ten onrechte geen vergoeding van het griffierecht aan appellante heeft toegekend. De Raad stelt vast dat het beroep van appellante er mede toe heeft geleid dat de Svb het bestreden besluit niet langer heeft gehandhaafd, wat aanleiding geeft tot vergoeding van het griffierecht. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover deze betrekking heeft op de vergoeding van het griffierecht en bevestigt de uitspraak voor het overige. De Svb wordt verplicht om het betaalde griffierecht van € 132,- aan appellante te vergoeden.