ECLI:NL:CRVB:2006:AY7827
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- C.M.T. Kruls
- Rechtspraak.nl
Herberekening van het WAO-dagloon en de invloed van extra vergoedingen
In deze zaak gaat het om de herberekening van het WAO-dagloon van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht. Appellant, die voorheen werkzaam was bij Volvo Car B.V., had in 1985 een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangen. Hij verzocht in 2000 om een verhoging van zijn dagloon, omdat er volgens hem ten onrechte geen rekening was gehouden met de pensionkostentoeslag, reiskostenvergoeding voor vakanties naar zijn land van herkomst en extra reisdagen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het Uwv in 2001 het WAO-dagloon had verhoogd, maar dat appellant niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stellingen over de vakantietoeslag en de extra reisdagen. De Raad benadrukte dat het aan appellant was om aan te tonen waarom eerdere besluiten niet juist waren en dat nieuwe stellingen na het besluit op bezwaar niet in overweging konden worden genomen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de door appellant aangevoerde argumenten niet konden leiden tot een andere beslissing.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de eerdere uitspraak moest worden bevestigd. Er waren geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door G. van der Wiel, met C.M.T. Kruls als griffier, op 24 augustus 2006.