ECLI:NL:CRVB:2006:AY7822
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herberekening van het WAO-dagloon en de invloed van extra reisdagen en toeslagen
In deze zaak gaat het om de herberekening van het WAO-dagloon van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht. Appellant, die laatstelijk werkzaam was bij Volvo Car B.V., had in 1988 een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangen, waarbij zijn dagloon was vastgesteld op f 148,25. In 2001 verzocht appellant om een verhoging van het dagloon, omdat hij meende dat er ten onrechte geen rekening was gehouden met verschillende toeslagen en extra reisdagen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht geen rekening heeft gehouden met de extra reisdagen en de CAO-toeslag, omdat appellant niet had aangetoond dat hij deze toeslagen had ontvangen in de referteperiode. De Raad benadrukte dat het aan appellant was om bewijs te leveren voor zijn stellingen. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de extra reisdagen en oordeelde dat het vaste maandloon van appellant niet wijzigt door het feit dat hij minder dagen hoeft te werken dan zijn collega's.
De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen termen waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van griffier C.M.T. Kruls, op 24 augustus 2006. De uitspraak is openbaar gedaan en de Raad heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigd, waarmee het hoger beroep van appellant niet slaagde.