ECLI:NL:CRVB:2006:AY7820
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herberekening van het dagloon en vakantietoeslag in het kader van de WAO
In deze zaak gaat het om de herberekening van het dagloon van appellant, die een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat bij de berekening van zijn dagloon ten onrechte geen rekening is gehouden met de vakantietoeslag over de reiskostenvergoeding voor buitenlandse reizen en dat de CAO-toeslag die hij zou hebben ontvangen niet is meegenomen. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld na een eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard.
De Raad heeft vastgesteld dat de argumenten van appellant met betrekking tot de vakantietoeslag en de CAO-toeslag niet in de overwegingen kunnen worden meegenomen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot de zes extra reisdagen, waarbij wordt opgemerkt dat het vaste maandloon van een werknemer niet verandert door het feit dat hij minder dagen hoeft te werken dan zijn collega's. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door G. van der Wiel, met C.M.T. Kruls als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 24 augustus 2006. De Raad heeft geen termen gezien voor een proceskostenveroordeling. De zaak betreft een belangrijk aspect van het bestuursrecht en socialezekerheidsrecht, waarbij de juiste berekening van uitkeringen en de toepassing van relevante toeslagen centraal staan.