ECLI:NL:CRVB:2006:AY7819
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herberekening van het dagloon en reiskostenvergoeding in het kader van de WAO
In deze zaak gaat het om de herberekening van het dagloon van appellant, die een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellant heeft in 2001 verzocht om een verhoging van zijn dagloon, omdat hij van mening was dat er ten onrechte geen rekening was gehouden met verschillende toeslagen, waaronder de pensionkostentoeslag, reiskostenvergoeding voor een jaarlijkse vakantiereis naar zijn land van herkomst, en zes extra reisdagen. De rechtbank Maastricht heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging bij de Centrale Raad van Beroep.
De Centrale Raad heeft in zijn uitspraak van 24 augustus 2006 overwogen dat het Uwv teruggekomen is van een eerder besluit dat in rechte onaantastbaar was geworden. De Raad benadrukt dat het aan appellant is om aan te tonen waarom eerdere besluiten niet juist zijn en dat nieuwe stellingen na het besluit op bezwaar niet in overweging kunnen worden genomen. De Raad heeft vastgesteld dat de argumenten van appellant met betrekking tot de CAO-toeslag en andere toeslagen niet meegenomen kunnen worden in de beoordeling.
Wat betreft de zes extra reisdagen oordeelt de Raad dat het vaste maandloon van appellant niet wijzigt door het feit dat hij minder dagen hoeft te werken dan sommige collega’s. De Raad concludeert dat het Uwv in redelijkheid kon aannemen dat appellant minimaal f 1008,-- aan reiskostenvergoeding ontving, ondanks het ontbreken van bewijs van daadwerkelijke ontvangst. Uiteindelijk bevestigt de Raad de aangevallen uitspraak en wijst de proceskostenveroordeling af.