ECLI:NL:CRVB:2006:AY7818
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herberekening WAO-dagloon en extra vergoedingen
In deze zaak gaat het om de herberekening van het WAO-dagloon van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht. Appellant, die werkzaam was bij Volvo Car B.V., had in 1987 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ontvangen, waarbij zijn dagloon was vastgesteld op f 147,57. In 2001 verzocht appellant om een verhoging van het dagloon, omdat er volgens hem geen rekening was gehouden met verschillende vergoedingen, waaronder reiskosten voor een jaarlijkse vakantiereis, extra reisdagen, vakantiedagen, CAO-toeslag, TIN-toeslag en overwerktoeslag. Het Uwv verhoogde het dagloon in 2002 met terugwerkende kracht tot € 68,02, maar hield alleen rekening met een reiskostenvergoeding.
Appellant ging in bezwaar tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt en voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de TIN-toeslag en vuilwerktoeslag in de SAO-toeslag waren inbegrepen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat de eerdere dagloonvaststelling onjuist was. De Raad benadrukte dat het aan appellant was om bewijs te leveren voor zijn stellingen, wat hij niet had gedaan.
De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep gegrond, waarbij het Uwv werd opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van appellant. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellant, die op € 1288,-- werden begroot. De uitspraak werd gedaan door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van griffier C.M.T. Kruls, op 24 augustus 2006.