ECLI:NL:CRVB:2006:AY7726
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.G. Kasdorp
- A. Beuker-Tilstra
- G.L.M.J. Stevens
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om als vervolgde in aanmerking te worden gebracht voor uitkering op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft appellant, geboren op 22 juli 1943 uit een gemengd huwelijk met een Joodse vader, beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag om als vervolgde of gelijkgesteld met een vervolgde in aanmerking te komen voor een periodieke uitkering op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945. De aanvraag werd afgewezen door de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, die oordeelde dat appellant geen vervolging had ondergaan. De Raad stelde vast dat appellant als kind uit een gemengd huwelijk niet tot de groepen behoorde die door de Duitse bezetter op grond van ras, geloof of wereldbeschouwing werden vervolgd. De omstandigheden waaronder hij de oorlogsjaren heeft meegemaakt, waren niet duidelijk ongunstiger dan die van andere kinderen uit gemengde huwelijken, waardoor de toepassing van de Wet niet gerechtvaardigd was.
Tijdens de zitting op 13 juli 2006 heeft appellant zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat de Duitse bezetter ook kinderen uit gemengde huwelijken had kunnen vervolgen. De Raad oordeelde echter dat de afwijzing van de aanvraag door verweerster in redelijkheid kon worden genomen. De Raad benadrukte dat de Wet alleen van toepassing is op personen die daadwerkelijk vervolging hebben ondergaan, en dat appellant niet aan vervolging was blootgesteld.
De Raad concludeerde dat er geen grond was om het bestreden besluit niet in stand te laten. De Raad oordeelde dat de omstandigheden van appellant niet wezenlijk verschilden van die van andere kinderen uit gemengde huwelijken, en dat er geen sprake was van een klaarblijkelijke hardheid die toepassing van de Wet rechtvaardigde. De Raad verklaarde het beroep ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op.