ECLI:NL:CRVB:2006:AY7725

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-4335 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herberekening van het dagloon in het kader van de WAO en de gevolgen van extra reisdagen en CAO-toeslagen

In deze zaak gaat het om de herberekening van het dagloon van appellant, die een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellant heeft in hoger beroep gesteld dat bij de vaststelling van zijn dagloon ten onrechte geen rekening is gehouden met zes extra reisdagen, extra vakantiedagen, CAO-toeslag, TIN-toeslag en overwerktoeslag. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld na een eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard.

Appellant werkte laatstelijk bij Volvo Car B.V. en had in 1989 een WAO-uitkering gekregen, waarbij zijn dagloon was vastgesteld op f 151,26. In 2001 verzocht appellant om een verhoging van het dagloon, omdat hij vond dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn reiskostenvergoeding en extra vakantiedagen. Het Uwv verhoogde het dagloon in 2003 met terugwerkende kracht, maar appellant was het niet eens met deze beslissing en ging in bezwaar.

De Raad overweegt dat het aan appellant is om aan te tonen dat de eerdere dagloonvaststelling onjuist was. Hij heeft echter geen bewijs geleverd voor zijn stellingen over de CAO-toeslag en andere vergoedingen. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de extra reisdagen geen invloed hebben op het vaste maandloon van appellant. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er zijn geen termen voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door G. van der Wiel en is openbaar uitgesproken op 24 augustus 2006, in aanwezigheid van griffier C.M.T. Kruls.

Uitspraak

04/4335 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 6 juli 2004, kenmerk 03/1228 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 24 augustus 2006.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. J.L. Crutzen, advocaat te Heerlen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2006. Namens appellant is verschenen mr. P.H.A. Brauer, kantoorgenoot van mr. Crutzen, en gedaagde heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. R.G. Willems-Cremers, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende.
Appellant werkte laatstelijk bij Volvo Car B.V. te Born. Bij besluit van 19 oktober 1989 heeft het Uwv met ingang van 20 september 1989 aan appellant een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, waarbij het WAO-dagloon is vastgesteld op f 151,26. In dit besluit heeft appellant berust.
Bij brief van 18 mei 2001 is namens appellant verzocht om het dagloon alsnog te verhogen, waarbij is aangevoerd dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de reiskostenvergoeding voor een jaarlijkse vakantiereis naar het land van herkomst, zes extra reisdagen en extra vakantieverlof.
Bij besluit van 27 maart 2003 heeft het Uwv het WAO-dagloon van appellant met terugwerkende kracht verhoogd tot € 70,39. Hierbij is rekening gehouden met een reiskostenvergoeding ad € 457,41 per jaar. In bezwaar tegen dit besluit heeft appellant onder meer aangevoerd dat ten onrechte geen rekening is gehouden met zes extra reisdagen, extra vakantiedagen, CAO-toeslag, TIN-toeslag, overwerktoeslag en dat over de bijgetelde vergoeding vakantietoeslag moet worden berekend. Bij het bestreden besluit van 19 augustus 2003 is het bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt ten aanzien van de zes extra reisdagen en CAO-toeslag herhaald. Ook bestrijdt appellant de overweging van de rechtbank dat in de SAO-toeslag de TIN-toeslag en vuilwerktoeslag zijn inbegrepen. Voorts heeft appellant aangevoerd dat er per 1 januari 1989 een rekenfout is gemaakt met de verwerking van de CAO-verhoging.
De Raad overweegt als volgt.
Naar aanleiding van het verzoek van appellant van 18 mei 2001 is het Uwv teruggekomen van het besluit van 19 oktober 1989.
Zoals de Raad heeft overwogen in zijn uitspraak van 14 juli 2005 (LJN: AU0008) is het terugkomen van besluiten die in rechte onaantastbaar zijn geworden een bevoegdheid en kan de wijze waarop van die bevoegdheid gebruik wordt gemaakt door de rechter slechts terughoudend worden beoordeeld. Een toetsing ten volle zou zich niet verdragen met de dwingendrechtelijk voorgeschreven termijn(en) voor het instellen van rechtsmiddelen in het bestuursrecht. Daarnaast brengt het feit dat wordt verzocht terug te komen van een in rechte onaantastbaar geworden besluit met zich dat het aan appellant is aan te geven waarom de eerdere besluiten niet juist zouden zijn en van zijn stellingen -uiterlijk in de bezwaarfase- het nodige bewijs te leveren.
Voorgaande uitgangspunten hebben tot gevolg dat de Raad voorbijgaat aan hetgeen is aangevoerd met betrekking tot de rekenfout per 1 januari 1989, verband houdende met de uit de CAO voortvloeiende verhoging van het salaris. Ten overvloede overweegt de Raad dat appellant ook onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling.
Hetgeen de rechtbank heeft overwogen met betrekking tot de zes extra reisdagen wordt door de Raad ten volle onderschreven. Het door een werknemer verdiende vaste maandloon ondergaat geen wijziging door het feit dat hij zes dagen per jaar minder hoeft te werken dan sommige collega’s. Het uit de dienstbetrekking genoten financiële voordeel wordt daardoor niet groter.
Nu appellant heeft berust in de oorspronkelijke dagloonvaststelling ligt het op zijn weg gegevens aan te dragen waaruit volgt dat de eerdere dagloonvaststelling onjuist is. Hierin is appellant niet geslaagd. Door appellant zijn geen gegevens aangedragen waaruit blijkt dat hij in de referteperiode een CAO-toeslag heeft ontvangen. Ook heeft appellant geen gegevens aangedragen waaruit blijkt dat hij in de referteperiode een TIN-toeslag of vuilwerktoeslag ontving.
Het voorgaande betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
Voor een proceskostenveroordeling acht de Raad geen termen aanwezig.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C.M.T. Kruls als griffier, uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2006.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) C.M.T. Kruls.
JK/1786