ECLI:NL:CRVB:2006:AY7725
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herberekening van het dagloon in het kader van de WAO en de gevolgen van extra reisdagen en CAO-toeslagen
In deze zaak gaat het om de herberekening van het dagloon van appellant, die een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellant heeft in hoger beroep gesteld dat bij de vaststelling van zijn dagloon ten onrechte geen rekening is gehouden met zes extra reisdagen, extra vakantiedagen, CAO-toeslag, TIN-toeslag en overwerktoeslag. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld na een eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht, die het beroep van appellant ongegrond had verklaard.
Appellant werkte laatstelijk bij Volvo Car B.V. en had in 1989 een WAO-uitkering gekregen, waarbij zijn dagloon was vastgesteld op f 151,26. In 2001 verzocht appellant om een verhoging van het dagloon, omdat hij vond dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn reiskostenvergoeding en extra vakantiedagen. Het Uwv verhoogde het dagloon in 2003 met terugwerkende kracht, maar appellant was het niet eens met deze beslissing en ging in bezwaar.
De Raad overweegt dat het aan appellant is om aan te tonen dat de eerdere dagloonvaststelling onjuist was. Hij heeft echter geen bewijs geleverd voor zijn stellingen over de CAO-toeslag en andere vergoedingen. De Raad concludeert dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de extra reisdagen geen invloed hebben op het vaste maandloon van appellant. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er zijn geen termen voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door G. van der Wiel en is openbaar uitgesproken op 24 augustus 2006, in aanwezigheid van griffier C.M.T. Kruls.