ECLI:NL:CRVB:2006:AY7629

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-1513 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van dagloonvaststelling met terugwerkende kracht in het kader van de WAO

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant, die in Tunesië woont, tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 januari 2005. De Centrale Raad van Beroep heeft op 24 augustus 2006 uitspraak gedaan in het hoger beroep dat door mr. P.H.A. Brauer, advocaat te Heerlen, namens appellant was ingesteld. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarin het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. De zaak betreft de herziening van de dagloonvaststelling ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO).

Appellant had in 1976 een WAO-uitkering gekregen, waarbij zijn dagloon was vastgesteld op f 103,07. In 2003 verzocht hij om verhoging van dit dagloon, omdat er geen rekening was gehouden met reiskostenvergoeding en extra vakantiedagen. Het Uwv heeft dit verzoek afgewezen, maar later het bezwaar gegrond verklaard en het dagloon verlaagd naar € 48,--. De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was, waarop appellant in hoger beroep ging.

De Raad overweegt dat het Uwv terugkwam op het eerdere besluit, maar dat appellant niet heeft aangetoond dat de eerdere dagloonvaststelling onjuist was. Hij heeft geen bewijs geleverd van een CAO-toeslag of andere vergoedingen die hij zou hebben ontvangen. De Raad concludeert dat het vaste maandloon van appellant niet verandert door het feit dat hij minder dagen werkt dan sommige collega’s. Het hoger beroep wordt verworpen en de uitspraak van de rechtbank blijft in stand. Er zijn geen termen voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

05/1513 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te Tunesië (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 januari 2005, kenmerk 03/5558 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 24 augustus 2006.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.H.A. Brauer, advocaat te Heerlen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2006. Namens appellant is verschenen mr. Brauer, voornoemd, en gedaagde heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. M.H.A.H. Smithuysen, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende.
Appellant werkte laatstelijk bij Volvo Car B.V. te Born. Bij besluit van 16 september 1976 heeft het Uwv met ingang van 18 februari 1976 aan appellant een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, waarbij het WAO-dagloon is vastgesteld op f 103,07. In dit besluit heeft appellant berust.
Bij brief van 6 juni 2003 is namens appellant verzocht om het dagloon alsnog te verhogen, waarbij is aangevoerd dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de reiskostenvergoeding voor een jaarlijkse vakantiereis naar het land van herkomst, zes extra reisdagen en extra vakantieverlof.
Bij besluit van 24 juni 2003 heeft het Uwv het verzoek van appellant afgewezen. Bij het bestreden besluit van 27 oktober 2003 is het bezwaar gegrond verklaard en het WAO-dagloon per 18 februari 1976 vastgesteld op € 48,--. Daarbij heeft het Uwv alsnog rekening gehouden met een reiskostenvergoeding van € 457,41 per jaar en een pensionkostentoeslag van € 20,95 per vier weken.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt ten aanzien van de zes extra reisdagen en CAO-toeslag herhaald. Ook bestrijdt appellant de overweging van de rechtbank dat in de SAO-toeslag de TIN-toeslag en vuilwerktoeslag zijn inbegrepen.
De Raad overweegt als volgt.
Naar aanleiding van het verzoek van appellant van 6 juni 2003 is het Uwv teruggekomen van het besluit van 16 september 1976.
Zoals de Raad heeft overwogen in zijn uitspraak van 14 juli 2005 (LJN: AU0008) is het terugkomen van besluiten die in rechte onaantastbaar zijn geworden een bevoegdheid en kan de wijze waarop van die bevoegdheid gebruik wordt gemaakt door de rechter slechts terughoudend worden beoordeeld. Een toetsing ten volle zou zich niet verdragen met de dwingendrechtelijk voorgeschreven termijn(en) voor het instellen van rechtsmiddelen in het bestuursrecht. Daarnaast brengt het feit dat wordt verzocht terug te komen van een in rechte onaantastbaar geworden besluit met zich dat het aan appellant is aan te geven waarom de eerdere besluiten niet juist zouden zijn en van zijn stellingen -uiterlijk in de bezwaarfase- het nodige bewijs te leveren.
Nu appellant heeft berust in de oorspronkelijke dagloonvaststelling ligt het op zijn weg gegevens aan te dragen waaruit volgt dat de eerdere dagloonvaststelling onjuist is. Hierin is appellant niet geslaagd. Door appellant zijn geen gegevens aangedragen waaruit blijkt dat hij in de referteperiode een CAO-toeslag heeft ontvangen. Ook heeft appellant geen gegevens aangedragen waaruit blijkt dat hij in de referteperiode een TIN-toeslag of vuilwerktoeslag ontving.
Met betrekking tot de zes extra reisdagen overweegt de Raad dat het door een werknemer verdiende vaste maandloon geen wijziging ondergaat door het feit dat hij zes dagen per jaar minder hoeft te werken dan sommige collega’s. Het uit de dienstbetrekking genoten financiële voordeel wordt daardoor niet groter.
Het voorgaande betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
Voor een proceskostenveroordeling acht de Raad geen termen aanwezig.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C.M.T. Kruls als griffier, uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2006.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) C.M.T. Kruls.
JK/1786