ECLI:NL:CRVB:2006:AY7629
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van dagloonvaststelling met terugwerkende kracht in het kader van de WAO
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant, die in Tunesië woont, tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 januari 2005. De Centrale Raad van Beroep heeft op 24 augustus 2006 uitspraak gedaan in het hoger beroep dat door mr. P.H.A. Brauer, advocaat te Heerlen, namens appellant was ingesteld. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarin het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. De zaak betreft de herziening van de dagloonvaststelling ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO).
Appellant had in 1976 een WAO-uitkering gekregen, waarbij zijn dagloon was vastgesteld op f 103,07. In 2003 verzocht hij om verhoging van dit dagloon, omdat er geen rekening was gehouden met reiskostenvergoeding en extra vakantiedagen. Het Uwv heeft dit verzoek afgewezen, maar later het bezwaar gegrond verklaard en het dagloon verlaagd naar € 48,--. De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was, waarop appellant in hoger beroep ging.
De Raad overweegt dat het Uwv terugkwam op het eerdere besluit, maar dat appellant niet heeft aangetoond dat de eerdere dagloonvaststelling onjuist was. Hij heeft geen bewijs geleverd van een CAO-toeslag of andere vergoedingen die hij zou hebben ontvangen. De Raad concludeert dat het vaste maandloon van appellant niet verandert door het feit dat hij minder dagen werkt dan sommige collega’s. Het hoger beroep wordt verworpen en de uitspraak van de rechtbank blijft in stand. Er zijn geen termen voor een proceskostenveroordeling.