ECLI:NL:CRVB:2006:AY7596

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-3490 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhoging WAO-dagloon met terugwerkende kracht en de gevolgen van minder werken voor het maandloon

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een werknemer tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin de werknemer verzocht om een verhoging van zijn WAO-dagloon met terugwerkende kracht. De werknemer, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.H.A. Brauer, stelde dat er ten onrechte geen rekening was gehouden met verschillende vergoedingen, waaronder reiskosten voor een jaarlijkse vakantiereis, extra reisdagen en vakantiedagen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had eerder besloten het WAO-dagloon te verhogen tot € 67,--, maar de werknemer was van mening dat dit bedrag niet correct was vastgesteld.

De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 24 augustus 2006 behandeld. De Raad oordeelde dat het door de werknemer verdiende vaste maandloon niet verandert door het feit dat hij minder dagen per jaar hoeft te werken dan sommige collega’s. De Raad benadrukte dat het aan de werknemer was om bewijs te leveren dat de eerdere dagloonvaststelling onjuist was. De werknemer had echter geen gegevens aangedragen die aantonen dat hij recht had op een CAO-toeslag, TIN-toeslag of vuilwerktoeslag.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad vond geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door G. van der Wiel, in aanwezigheid van griffier C.M.T. Kruls, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

04/3490 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 24 mei 2004, kenmerk 03/236 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 24 augustus 2006.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.H.A. Brauer, advocaat te Heerlen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2006. Namens appellant is verschenen mr. Brauer, voornoemd, en gedaagde heeft zich doen vertegenwoordigen door F.P.L. Smeets, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende.
Appellant werkte laatstelijk bij Volvo Car B.V. te Born. Bij besluit van 19 april 1984 heeft het Uwv met ingang van 22 november 1983 aan appellant een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, waarbij het
WAO-dagloon is vastgesteld op f 143,78. In dit besluit heeft appellant berust.
Bij brief van 16 augustus 2002 is namens appellant verzocht om het dagloon alsnog te verhogen, waarbij is aangevoerd dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de reiskostenvergoeding voor een jaarlijkse vakantiereis naar het land van herkomst, zes extra reisdagen en extra vakantieverlof.
Bij besluit van 7 november 2002 heeft het Uwv het WAO-dagloon van appellant met terugwerkende kracht verhoogd tot € 67,--. Hierbij is rekening gehouden met een reiskostenvergoeding ad € 457,41 per jaar. In bezwaar tegen dit besluit heeft appellant onder meer aangevoerd dat ten onrechte geen rekening is gehouden met zes extra reisdagen, extra vakantiedagen, CAO-toeslag, TIN-toeslag, overwerktoeslag en dat over de bijgetelde vergoeding vakantietoeslag moet worden berekend. Bij het bestreden besluit van 15 januari 2003 is het bezwaar ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt ten aanzien van de zes extra reisdagen en CAO-toeslag herhaald. Ook bestrijdt appellant de overweging van de rechtbank dat in de SAO-toeslag de TIN-toeslag en vuilwerktoeslag zijn inbegrepen.
De Raad overweegt als volgt.
Naar aanleiding van het verzoek van appellant van 16 augustus 2002 is het Uwv teruggekomen van het besluit van 19 april 1984.
Zoals de Raad heeft overwogen in zijn uitspraak van 14 juli 2005 (LJN: AU0008) is het terugkomen van besluiten die in rechte onaantastbaar zijn geworden een bevoegdheid en kan de wijze waarop van die bevoegdheid gebruik wordt gemaakt door de rechter slechts terughoudend worden beoordeeld. Een toetsing ten volle zou zich niet verdragen met de dwingendrechtelijk voorgeschreven termijn(en) voor het instellen van rechtsmiddelen in het bestuursrecht. Daarnaast brengt het feit dat wordt verzocht terug te komen van een in rechte onaantastbaar geworden besluit met zich dat het aan appellant is aan te geven waarom de eerdere besluiten niet juist zouden zijn en van zijn stellingen -uiterlijk in de bezwaarfase- het nodige bewijs te leveren.
Hetgeen de rechtbank heeft overwogen met betrekking tot de zes extra reisdagen wordt door de Raad ten volle onderschreven. Het door een werknemer verdiende vaste maandloon ondergaat geen wijziging door het feit dat hij zes dagen per jaar minder hoeft te werken dan sommige collega’s. Het uit de dienstbetrekking genoten financiële voordeel wordt daardoor niet groter.
Nu appellant heeft berust in de oorspronkelijke dagloonvaststelling ligt het op zijn weg gegevens aan te dragen waaruit volgt dat de eerdere dagloonvaststelling onjuist is. Hierin is appellant niet geslaagd. Door appellant zijn geen gegevens aangedragen waaruit blijkt dat hij in de referteperiode een CAO-toeslag heeft ontvangen. Ook heeft appellant geen gegevens aangedragen waaruit blijkt dat hij in de referteperiode een TIN-toeslag of vuil-werktoeslag ontving.
Het voorgaande betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
Voor een proceskostenveroordeling acht de Raad geen termen aanwezig.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C.M.T. Kruls als griffier, uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2006.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) C.M.T. Kruls.
JK/1786