ECLI:NL:CRVB:2006:AY7596
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verhoging WAO-dagloon met terugwerkende kracht en de gevolgen van minder werken voor het maandloon
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een werknemer tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin de werknemer verzocht om een verhoging van zijn WAO-dagloon met terugwerkende kracht. De werknemer, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.H.A. Brauer, stelde dat er ten onrechte geen rekening was gehouden met verschillende vergoedingen, waaronder reiskosten voor een jaarlijkse vakantiereis, extra reisdagen en vakantiedagen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had eerder besloten het WAO-dagloon te verhogen tot € 67,--, maar de werknemer was van mening dat dit bedrag niet correct was vastgesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 24 augustus 2006 behandeld. De Raad oordeelde dat het door de werknemer verdiende vaste maandloon niet verandert door het feit dat hij minder dagen per jaar hoeft te werken dan sommige collega’s. De Raad benadrukte dat het aan de werknemer was om bewijs te leveren dat de eerdere dagloonvaststelling onjuist was. De werknemer had echter geen gegevens aangedragen die aantonen dat hij recht had op een CAO-toeslag, TIN-toeslag of vuilwerktoeslag.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet slaagde. De Raad vond geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door G. van der Wiel, in aanwezigheid van griffier C.M.T. Kruls, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.