ECLI:NL:CRVB:2006:AY6684
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de 35%-regeling in relatie tot de Ziekenfondswet en de loongrens
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 21 augustus 2006, staat de vraag centraal of het loon dat onder de 35%-regeling valt, als 'vergoeding voor zijn arbeid' moet worden beschouwd in de zin van de Ziekenfondswet (ZFW). De appellant, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 juli 2004, waarin het beroep van de betrokkene gegrond werd verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat het deel van het loon dat onder de 35%-regeling valt, moet worden aangemerkt als onderdeel van de vergoeding voor arbeid, en dus niet buiten de loongrens valt.
De Raad overweegt dat de ZFW, en met name artikel 3, vierde lid, bepaalt dat onder loon wordt verstaan elke overeengekomen uitkering die als vergoeding voor arbeid wordt ontvangen, met uitzondering van uitkeringen die bij algemene maatregelen van bestuur zijn aangewezen. De Raad concludeert dat de 35%-regeling, die bedoeld is als forfaitaire onkostenvergoeding voor extra kosten door tijdelijk verblijf in Nederland, niet als loon kan worden aangemerkt voor de toepassing van de loongrensbepaling van de ZFW. Dit betekent dat het belasting- en premievrije bedrag dat onder deze regeling valt, niet in aanmerking kan worden genomen bij de loongrens.
De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de betrokkene ongegrond. De Raad acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste interpretatie van de ZFW en de toepassing van de 35%-regeling in relatie tot de loongrens.