ECLI:NL:CRVB:2006:AY6611
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verhoging van WAO-dagloon en wettelijke rente
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht. De Centrale Raad van Beroep heeft op 3 augustus 2006 uitspraak gedaan in de zaak die betrekking heeft op de verhoging van het WAO-dagloon en de vergoeding van wettelijke rente. Appellant, vertegenwoordigd door mr. P.H.A. Brauer, heeft in 2001 verzocht om een verhoging van zijn WAO-dagloon en om vergoeding van wettelijke rente over de nabetaling. Het Uwv heeft het verzoek om wettelijke rente afgewezen, wat leidde tot een bezwaar dat ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep van appellant gegrond verklaard en het besluit van het Uwv vernietigd, omdat het eerdere besluit als onrechtmatig werd aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat appellant schade had geleden en dat wettelijke rente verschuldigd was vanaf een redelijke termijn na aanmaning door het Uwv.
De Centrale Raad van Beroep heeft het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat het besluit van 13 december 2004, dat het Uwv had genomen, geheel in de plaats was getreden van het eerdere besluit. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv een verkeerd rekenprogramma had gebruikt en dat er verzuimd was om rente over rente te vergoeden. De Raad heeft het beroep tegen het besluit van 13 december 2004 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Tevens is het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 644,--. De uitspraak is gedaan door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van C.M.T. Kruls als griffier.