ECLI:NL:CRVB:2006:AY6544
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van dagloon in het kader van de Werkloosheidswet en vernietiging van dossier
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 6 januari 2005, waarin het verzoek om herziening van het dagloon in het kader van de Werkloosheidswet (WW) niet werd ingewilligd. Appellant had op 12 mei 2003 verzocht om herziening van het in het verleden vastgestelde dagloon, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft dit verzoek afgewezen omdat het dossier niet meer voorhanden was. Het bezwaar van appellant tegen deze afwijzing werd op 11 augustus 2003 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Maastricht vernietigde dit besluit op 12 december 2003, maar het Uwv verklaarde het bezwaar op 4 maart 2004 ongegrond.
De Centrale Raad van Beroep overweegt dat het dagloon waar appellant om herziening vraagt, betrekking heeft op een WW-uitkering die is betaald van 12 maart 1987 tot en met 10 maart 1990. Het Uwv heeft het dossier vernietigd na de wettelijke bewaartermijn van vijf jaar. De Raad stelt vast dat appellant te laat heeft verzocht om herziening en dat hij niet heeft aangegeven om welk besluit het precies gaat, wat zijn verzoek verder bemoeilijkt.
De Raad concludeert dat het Uwv het verzoek om herziening terecht heeft afgewezen en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van C.M.T. Kruls als griffier, en is openbaar uitgesproken op 3 augustus 2006. Het onderzoek ter zitting vond plaats op 6 juli 2006, waarbij appellant in persoon verscheen, bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.H.A. Brauer, en de vertegenwoordiger van het Uwv, F.P.L. Smeets.