ECLI:NL:CRVB:2006:AY6544

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/1079 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van dagloon in het kader van de Werkloosheidswet en vernietiging van dossier

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 6 januari 2005, waarin het verzoek om herziening van het dagloon in het kader van de Werkloosheidswet (WW) niet werd ingewilligd. Appellant had op 12 mei 2003 verzocht om herziening van het in het verleden vastgestelde dagloon, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft dit verzoek afgewezen omdat het dossier niet meer voorhanden was. Het bezwaar van appellant tegen deze afwijzing werd op 11 augustus 2003 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Maastricht vernietigde dit besluit op 12 december 2003, maar het Uwv verklaarde het bezwaar op 4 maart 2004 ongegrond.

De Centrale Raad van Beroep overweegt dat het dagloon waar appellant om herziening vraagt, betrekking heeft op een WW-uitkering die is betaald van 12 maart 1987 tot en met 10 maart 1990. Het Uwv heeft het dossier vernietigd na de wettelijke bewaartermijn van vijf jaar. De Raad stelt vast dat appellant te laat heeft verzocht om herziening en dat hij niet heeft aangegeven om welk besluit het precies gaat, wat zijn verzoek verder bemoeilijkt.

De Raad concludeert dat het Uwv het verzoek om herziening terecht heeft afgewezen en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door G. van der Wiel, in tegenwoordigheid van C.M.T. Kruls als griffier, en is openbaar uitgesproken op 3 augustus 2006. Het onderzoek ter zitting vond plaats op 6 juli 2006, waarbij appellant in persoon verscheen, bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.H.A. Brauer, en de vertegenwoordiger van het Uwv, F.P.L. Smeets.

Uitspraak

05/1079 WW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 6 januari 2005, kenmerk 04/418 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)
Datum uitspraak: 3 augustus 2006.
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.H.A. Brauer, advocaat te Heerlen, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juli 2006. Appellant is in persoon verschenen, bijgestaan door
mr. Brauer, voornoemd. Namens het Uwv is verschenen F.P.L. Smeets, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende.
Bij besluit van 1 juli 2003 heeft het Uwv aan appellant medegedeeld dat niet wordt ingegaan op zijn verzoek van 12 mei 2003 om herziening van het in verleden vastgestelde dagloon in het kader van de Werkloosheidswet (WW), omdat het dossier niet meer voorhanden is. Het bezwaar daartegen is bij besluit van 11 augustus 2003 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Maastricht heeft dat besluit bij uitspraak van 12 december 2003 vernietigd.
Bij besluit op bezwaar van 4 maart 2004 heeft het Uwv het bezwaar tegen het besluit van 1 juli 2003 ongegrond verklaard. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen dat besluit ongegrond verklaard.
De Raad overweegt als volgt.
Het dagloon waarvan appellant herziening heeft gevraagd betreft een WW-uitkering die is betaald van 12 maart 1987 tot en met 10 maart 1990. Het Uwv heeft het dossier vernietigd, gelet op de bewaartermijn van vijf jaar.
Onder deze omstandigheden valt niet in te zien waarom het Uwv het verzoek om herziening niet zou mogen afwijzen. De gevolgen van het feit dat appellant destijds heeft berust in de vaststelling van het WW-dagloon en eerst ver na het verstrijken van de voorgeschreven bewaartermijn van vijf jaren heeft verzocht om herziening, dienen ten volle voor zijn rekening en risico te komen.
De Raad acht voorts van belang dat, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, in een geval als dit van appellant minstgenomen mag worden verwacht dat hij aangeeft om welk besluit het gaat. Ook dat heeft appellant nagelaten.
Het hoger beroep slaagt dan ook niet.
Voor een proceskostenveroordeling acht de Raad geen termen aanwezig.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C.M.T. Kruls als griffier, uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2006.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) C.M.T. Kruls.