ECLI:NL:CRVB:2006:AY5568

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-6957 OSV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.C. Schoemaker
  • B.J. van der Net
  • N.J. van Vulpen-Grootjans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van indeling in sectoren binnen de sociale verzekeringen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 juli 2006 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv. Appellant, een onderneming die orthopedische hulpmiddelen levert, was in beroep gekomen tegen de indeling van zijn bedrijf in sector 17 (detailhandel en ambachten) in plaats van sector 35 (gezondheid, geestelijke en maatschappelijke belangen), zoals appellant had verzocht. Tijdens de zitting op 6 juli 2006 was appellant niet vertegenwoordigd, terwijl het Uwv werd bijgestaan door gemachtigde R.J.L. van Wijk van de Belastingdienst Haaglanden.

De Raad heeft het geschil beoordeeld aan de hand van de Organisatiewet sociale verzekeringen (OSV) en de relevante indelingsregelgeving. Appellant stelde dat zijn bedrijf, dat niet alleen steunkousen en verbandmiddelen levert, maar ook zorgverlenende hulp biedt, in de zorgsector ingedeeld zou moeten worden. De Raad oordeelde echter dat het Uwv de indeling op goede gronden had gehandhaafd. De Raad concludeerde dat de kernactiviteiten van appellant niet primair in het geneeskundige zorgverlenende vlak liggen, maar in het adviseren en aanleveren van orthopedische hulpmiddelen op medisch voorschrift.

De Raad heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter R.C. Schoemaker en de leden B.J. van der Net en N.J. van Vulpen-Grootjans, in tegenwoordigheid van griffier R.E. Lysen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

05/6957 OSV
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
In het geding tussen:
[appellant], gevestigd te [vestigingsplaats] (hierna: appellant),
en
de Raad van bestuur van het uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
(hierna: verweerder)
Datum uitspraak: 27 juli 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellant is in beroep gekomen van het besluit van het Uwv.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 juli 2006. Appellant heeft zich daar niet doen vertegenwoordigen. Het Uwv is verschenen bij gemachtigde R.J.L. van Wijk, werkzaam bij de Belastingdienst Haaglanden.
II. OVERWEGINGEN
De Raad stelt voorop dat het in dit geding aan de orde zijnde geschil wordt beoordeeld aan de hand van de Organisatiewet sociale verzekeringen (OSV) en de relevante indelingsregelgeving zoals die luidde ten tijde hier van belang.
Bij het na bezwaar genomen besluit heeft het Uwv de eerder genomen beslissing gehandhaafd om, ondanks het andersluidend verzoek van appellant tot indeling bij sector 35. gezondheid, geestelijke en maatschappelijke belangen, het bedrijf van appellant per 1 oktober 2004 ongewijzigd bij sector 17. detailhandel en ambachten in te delen.
Appellant blijft in beroep van mening dat indeling als bij vergelijkbare bedrijven dient te geschieden in de zorgsector, omdat het bedrijf zich niet alleen manifesteert als leverancier van steunkousen en verbandmiddelen e.a. bij spataderen e.d., maar ook als zorgverlenende hulp bij het aanwenden daarvan op het niveau van paramedici optreedt door voortschrijdende ontwikkelingen.
De Raad onderschrijft deze opvatting van appellant op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting niet. De kern van de activiteiten van appellant bestaat in het op medisch voorschrift adviseren over en aanleveren van orthopedische hulpmiddelen zoals steunkousen en zwachtels met maatbepaling en aanvullend enige ondersteunende instructie voor het gebruik ervan en ligt niet primair in het geneeskundige zorgverlenende paramedische vlak, dat in essentie aan anderen met daartoe strekkende genees- of verpleegkundige bevoegdheden en bekwaamheden is voorbehouden. De vergelijking met bedoelde andere bedrijven gaat overigens niet op, omdat het hier om gemengde bedrijfsvormen gaat, welke daadwerkelijk door een groepsaansluiting anders van aard en samenstelling zijn in vergelijking tot het onderhavige bedrijf.
Volledigheidshalve merkt de Raad op dat bij de indeling op goede gronden geen rekening is gehouden met toepasselijkheid van cao-, vut- en pensioenregelingen of anderssoortige sectorgebonden regelingen.
Het door appellant bestreden besluit van het Uwv kan dan ook gedragen worden door de motivering welke hieraan is gegeven en het beroep van appellant kan derhalve niet slagen.
De Raad ziet geen aanleiding tot een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Schoemaker als voorzitter en B.J. van der Net en N.J. van Vulpen-Grootjans als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2006.
(get.) R.C. Schoemaker.
(get.) R.E. Lysen.
GG180706