ECLI:NL:CRVB:2006:AY5530
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T. Hoogenboom
- H. Bolt
- A.W.M. Bijloos
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WW-uitkering wegens schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Assen, waarin het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond werd verklaard. Het Uwv had appellant, die sinds 2 februari 1998 een WW-uitkering ontving, meegedeeld dat zijn uitkering met terugwerkende kracht werd ingetrokken. Dit besluit was gebaseerd op het rapport uitkeringsfraude, waarin werd vastgesteld dat appellant werkzaamheden had verricht als directeur/bedrijfsleider en koerier bij [naam B.V.], zonder dit aan het Uwv te melden. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat appellant zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door deze werkzaamheden niet te melden, wat heeft geleid tot onterecht ontvangen uitkeringen.
De Raad stelt vast dat appellant met ingang van 2 april 2001 geen recht meer had op de WW-uitkering, omdat hij zijn hoedanigheid van werknemer had verloren door de werkzaamheden die hij verrichtte. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond was, en de Raad bevestigt deze uitspraak. Appellant had in hoger beroep aangevoerd dat hij zijn verplichting om informatie te verstrekken niet had geschonden, maar de Raad oordeelt dat het Uwv zijn besluitvorming mocht baseren op het rapport uitkeringsfraude, dat als zorgvuldig tot stand gekomen wordt gekwalificeerd.
De Raad concludeert dat appellant redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zijn werkzaamheden invloed konden hebben op zijn recht op uitkering. Het niet nakomen van de inlichtingenplicht heeft geleid tot de intrekking van de uitkering, en de Raad ziet geen reden om aan de juistheid van de getuigenverklaringen in het rapport te twijfelen. De beslissing van het Uwv om de uitkering in te trekken wordt dan ook bevestigd, en er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.