ECLI:NL:CRVB:2006:AY5319
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T.L. de Vries
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Vervallen recht op toeslag door langdurig verblijf in het buitenland
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant die een uitkering ontving op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en een gehuwden-toeslag krachtens de Toeslagenwet (TW). De appellant verblijft sinds 2000 met toestemming van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongeveer negen maanden per jaar in Turkije. Het Uwv heeft op 26 april 2002 besloten dat het recht op toeslag per 1 april 2001 is komen te vervallen, omdat de appellant langer dan drie maanden in Turkije verblijft, in overeenstemming met de Wet Beperking export uitkeringen (Wet BEU).
De appellant heeft bezwaar aangetekend tegen dit besluit, waarbij hij onder andere aanvoert dat zijn echtgenote alimentatie van hem eist en dat hij zich afvraagt of de niet ontvangen toeslag naar zijn echtgenote wordt overgemaakt. Hij stelt dat zijn maandelijkse lasten in Nederland en Turkije hoog zijn en dat hij de toeslag nodig heeft voor zijn onderhoud. Tijdens de hoorzitting heeft de gemachtigde van de appellant betoogd dat het Uwv ten onrechte een nieuwe grondslag onder het besluit heeft gelegd en dat het besluit niet voldoet aan het motiveringsbeginsel.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank Arnhem bevestigd. De Raad oordeelt dat de appellant terecht als ongehuwd is aangemerkt, omdat hij duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote. De Raad concludeert dat de intrekking van de toeslag per 1 april 2001 niet onterecht is geweest en dat de appellant niet in zijn belangen is geschaad. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een vergoeding van proceskosten.