ECLI:NL:CRVB:2006:AY4913
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- G. van der Wiel
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- Rechtspraak.nl
Privaatrechtelijke dienstbetrekking van een tomatendraaier en de verzekeringsplichtige arbeidsrelatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage, die op 5 oktober 2005 het beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv ongegrond verklaarde. Het Uwv had op 20 december 2004 het bezwaar van appellante tegen een eerder besluit van 8 december 2003 ongegrond verklaard, waarin werd gesteld dat de voor haar werkzame tomatendraaier verplicht verzekerd was in de zin van de sociale werknemersverzekeringswetten. Appellante, vertegenwoordigd door mr. G.J.A. van Dijk, stelde in hoger beroep dat de tomatendraaier ten tijde in geding niet in een privaatrechtelijke dienstbetrekking werkzaam was, omdat er geen persoonlijke arbeidsverplichting bestond en iemand anders het werk kon uitvoeren.
De Centrale Raad van Beroep overweegt dat er sprake is van een verplichting tot betaling voor de verrichte werkzaamheden, wat een voorwaarde is voor de aanwezigheid van een privaatrechtelijke dienstbetrekking. De Raad stelt vast dat de tomatendraaier administratief en technisch werk heeft verricht in persoonlijke hoedanigheid, wat betekent dat er een persoonlijke arbeidsverplichting bestond. De Raad concludeert dat er tussen appellante en de tomatendraaier sprake was van een verzekeringsplichtige arbeidsrelatie, en dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet opgaat. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd, en er zijn geen termen voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met B.J. van der Net als voorzitter, en G. van der Wiel en N.J. van Vulpen-Grootjans als leden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 5 juli 2006.