ECLI:NL:CRVB:2006:AY4287
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- P.J. Stolk
- Rechtspraak.nl
Schatting van de premie sociale werknemersverzekeringswetten vanwege ondeugdelijke administratie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die een eenmanszaak heeft gericht op het onderhoud van voegen en gevels. Naar aanleiding van een melding dat een werknemer met een WAO-uitkering werkzaamheden verrichtte voor appellant, heeft het Uwv een onderzoek ingesteld. Dit leidde tot de conclusie dat appellant personeel in dienst had en dat zijn bedrijf ambtshalve is ingeschreven bij de sector Bouwbedrijf. Het Uwv stelde de gedifferentieerde WAO-premie voor de jaren 1999 tot en met 2004 vast op de minimumpercentages voor kleine werkgevers. Appellant ging in bezwaar tegen deze besluiten, maar het Uwv verklaarde deze bezwaren ongegrond.
De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant als kleine werkgever moest worden aangemerkt en dat de gedifferentieerde premiepercentages correct waren vastgesteld. Echter, het beroep tegen een ander besluit van het Uwv werd gegrond verklaard, omdat de rechtbank vond dat het Uwv onvoldoende onderbouwing had gegeven voor het aantal loondagen en de vergoeding voor de werkzaamheden van de werknemer. Het Uwv paste daarop de correctienota’s aan.
In hoger beroep heeft de Raad voor de Rechtspraak de aangevallen uitspraak bevestigd voor het ongegrond verklaren van het beroep tegen het eerste besluit, maar het beroep tegen het derde besluit ongegrond verklaard. De Raad oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de werknemer vanaf 1999 werkzaamheden voor appellant verrichtte, en dat appellant niet voldeed aan zijn loonopgaveverplichting. De Raad concludeerde dat het Uwv op juiste gronden was overgegaan tot schatting van de premie sociale werknemersverzekeringswetten. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.