ECLI:NL:CRVB:2006:AY4184
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Th.C. van Sloten
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van het beroep inzake intrekking van bijstandsrecht en terugvordering bijstandsuitkeringen
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 20 september 2005, waarin het beroep van appellant tegen de intrekking van zijn recht op bijstand niet-ontvankelijk werd verklaard. Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer had op 31 oktober 2003 besloten om het eerder aan appellant toegekende recht op bijstand in te trekken over de periode van 1 juni 1999 tot en met 31 augustus 2000, omdat appellant in die periode inkomsten uit arbeid had ontvangen. Daarnaast werd besloten tot terugvordering van de bijstandsuitkeringen tot een bedrag van € 19.338,60.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het College verklaarde dit bezwaar op 25 mei 2004 ongegrond. Hierna heeft appellant beroep ingesteld bij de rechtbank, maar de rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde dat het besluit tot intrekking van het bijstandsrecht rechtens onaantastbaar was geworden, en dat appellant geen belang meer had bij een beslissing op het beroep tegen het eerdere besluit.
In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak behandeld. De Raad onderschreef het oordeel van de rechtbank en voegde daaraan toe dat ook het besluit tot terugvordering van de bijstandsuitkeringen rechtens onaantastbaar was geworden. De Raad verwierp de stelling van appellant dat de rechtbank buiten de omvang van het geschil was getreden. De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.