ECLI:NL:CRVB:2006:AY4178
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.I. 't Hooft
- G.M.T. Berkel-Kikkert
- A.W.M. Bijloos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van toestemming voor abdominoplastiek door zorgverzekeraar wegens gebrek aan medische noodzaak
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, die op 28 juli 2004 het beroep tegen de afwijzing van VGZ Zorgverzekeraar N.V. ongegrond verklaarde. Appellante had verzocht om toestemming voor een abdominoplastiek met een vetschortreductie, maar VGZ had deze aanvraag afgewezen op 1 augustus 2002. De afwijzing was gebaseerd op het standpunt dat appellante niet voldeed aan de criteria voor vergoeding van plastisch-chirurgische behandelingen, zoals vastgelegd in de Regeling medisch-specialistische zorg Ziekenfondswet. VGZ stelde dat er geen sprake was van een verminking of aantoonbare lichamelijke functiestoornissen, en dat psychische klachten niet konden leiden tot honorering van de aanvraag.
De rechtbank bevestigde de afwijzing van VGZ, waarbij werd overwogen dat er geen lichamelijke functiestoornissen of verminkingen aanwezig waren. Appellante ging in hoger beroep en voerde aan dat er wel degelijk sprake was van pijnklachten die haar mobiliteit beperkten, en dat VGZ niet zorgvuldig had gehandeld in het onderzoek naar haar aanvraag. Tevens stelde zij dat het gelijkheidsbeginsel was geschonden, omdat in vergelijkbare gevallen wel toestemming was verleend.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet kon slagen, omdat de gevallen niet vergelijkbaar waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat VGZ terecht de aanvraag had afgewezen, aangezien niet voldaan werd aan de criteria van de Regeling. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan op 4 juli 2006, met M.I. 't Hooft als voorzitter en R.L. Rijnen als griffier.