ECLI:NL:CRVB:2006:AY3957
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake loonkostensubsidie door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam
In deze zaak hebben verzoeksters, gevestigd te Amsterdam, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 2 mei 2006. De rechtbank had het bezwaar van verzoeksters tegen het niet tijdig nemen van een besluit over hun verzoek tot vaststelling van loonkostensubsidie over het jaar 2003 afgewezen, omdat er geen belang was bij een dergelijk besluit. Verzoeksters hebben vervolgens een verzoek om voorlopige voorziening ingediend bij de Centrale Raad van Beroep, waarin zij vroegen om een voorschot van € 500.000,-- op de subsidie waar zij aanspraak op maken.
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk ongegrond is. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er onvoldoende zwaarwegende belangen zijn aan de zijde van verzoeksters om het verzoek toe te wijzen. Daarbij is het restitutierisico voor het College in overweging genomen, evenals de omvang van het gevorderde bedrag. De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat de Raad voornemens is om alle aanhangige zaken van verzoeksters binnen twee tot drie maanden ter zitting te behandelen, wat de urgentie van het verzoek verder relativeert.
De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van M. Renden als griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 juli 2006. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten of een bepaling omtrent het griffierecht.