ECLI:NL:CRVB:2006:AX9556
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering kinderbijslag en nieuw besluit door Sociale verzekeringsbank
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 5 oktober 2004, waarin de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. Appellant had kinderbijslag aangevraagd voor zijn kinderen Naime en Shqipe over de periode van het vierde kwartaal van 2001 tot en met het derde kwartaal van 2002. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had in een besluit van 22 oktober 2003 de kinderbijslag geweigerd, omdat de kinderen in die periode niet tot het huishouden van appellant zouden behoren en appellant niet aan de onderhoudseis zou hebben voldaan.
Tijdens de zitting bij de Raad voor de Rechtspraak heeft appellant verklaard dat er in de zomer van 2001 geen breuk is ontstaan in het huishouden en dat zijn kinderen onverminderd bij hem woonden. De Svb heeft deze verklaring ter zitting onderschreven, wat leidde tot de conclusie dat de eerdere beslissing om de kinderbijslag te weigeren niet juist was. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit van de Svb vernietigd en de Svb opgedragen een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de nieuwe informatie.
Daarnaast heeft de Raad de Svb veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 1.304,80, inclusief kosten voor rechtsbijstand en reiskosten. De uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van griffier P.H. Broier, op 23 juni 2006.