ECLI:NL:CRVB:2006:AX9556

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04-6314 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering kinderbijslag en nieuw besluit door Sociale verzekeringsbank

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 5 oktober 2004, waarin de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. Appellant had kinderbijslag aangevraagd voor zijn kinderen Naime en Shqipe over de periode van het vierde kwartaal van 2001 tot en met het derde kwartaal van 2002. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had in een besluit van 22 oktober 2003 de kinderbijslag geweigerd, omdat de kinderen in die periode niet tot het huishouden van appellant zouden behoren en appellant niet aan de onderhoudseis zou hebben voldaan.

Tijdens de zitting bij de Raad voor de Rechtspraak heeft appellant verklaard dat er in de zomer van 2001 geen breuk is ontstaan in het huishouden en dat zijn kinderen onverminderd bij hem woonden. De Svb heeft deze verklaring ter zitting onderschreven, wat leidde tot de conclusie dat de eerdere beslissing om de kinderbijslag te weigeren niet juist was. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit van de Svb vernietigd en de Svb opgedragen een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de nieuwe informatie.

Daarnaast heeft de Raad de Svb veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 1.304,80, inclusief kosten voor rechtsbijstand en reiskosten. De uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van griffier P.H. Broier, op 23 juni 2006.

Uitspraak

04/6314 AKW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 5 oktober 2004, 04/1219 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 23 juni 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. A.A. van Harmelen, advocaat te ’s-Gravenhage, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2006. Appellant is verschenen met bijstand van
mr. A.A. van Harmelen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.J. van de Nes, werkzaam bij de Sociale verzekeringsbank.
II. MOTIVERING
Bij het bestreden besluit van 9 februari 2004 heeft de Svb zijn besluit van 22 oktober 2003 gehandhaafd, waarbij aan appellant kinderbijslag is geweigerd over het vierde kwartaal van 2001 tot en met het derde kwartaal van 2002. De Svb heeft hiertoe overwogen dat de kinderen van appellant, Naime en Shqipe, in deze periode niet tot het huishouden van appellant behoorden. Evenmin zou appellant op eenvoudig controleerbare wijze aan de zogenoemde onderhoudseis hebben voldaan.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Naar aanleiding van de verklaring van appellant ter zitting van de Raad heeft de Svb zich alsnog op het standpunt gesteld dat er in de zomer van 2001 geen breuk is ontstaan in het huishouden van appellant en dat Naime en Shqipe in de periode waarover kinderbijslag is geweigerd onverminderd tot het huishouden van appellant zijn blijven behoren. De Raad onderschrijft dit oordeel.
Gelet hierop dienen de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit te worden vernietigd. De Svb dient een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van het bovenstaande.
De Raad acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht de Svb te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 644,- voor verleende rechtsbijstand in eerste aanleg en op € 644,- voor verleende rechtsbijstand en € 16,80 voor reiskosten van appellant in hoger beroep.
Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
Bepaalt dat de Svb een nieuw besluit neemt met inachtneming van het bovenstaande;
Veroordeelt de Svb in de proceskosten van appellant tot een bedrag groot € 1.304,80, te betalen door de Sociale verzekeringsbank aan de griffier van de Raad;
Bepaalt dat de Sociale verzekeringsbank aan appellant het betaalde griffierecht van € 139,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.H. Broier als griffier, uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2006.
(get.). T.L. de Vries.
(get.) P.H. Broier.