ECLI:NL:CRVB:2006:AX9554

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/3212 WAO-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • K.J.S. Spaas
  • C.W.J. Schoor
  • C.P.M. van de Kerkhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gegrondverklaring van verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring hoger beroep inzake WAO

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 juni 2006 uitspraak gedaan over het verzet van A. El Aichra tegen een eerdere uitspraak van 17 augustus 2005, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De appellant, vertegenwoordigd door mr. B.J. Manspeaker, had op 30 maart 2005 een beroepschrift per fax verzonden naar een verkeerd faxnummer, dat toebehoorde aan de rechtbank Utrecht. De Raad moest beoordelen of het hoger beroepschrift tijdig was ingediend, ondanks de foutieve verzending.

De Raad oordeelde dat het tijdstip van indiening bij het onbevoegde orgaan, in dit geval de rechtbank Utrecht, bepalend is voor de vraag of het hoger beroepschrift tijdig is ingediend. Aangezien het beroepschrift binnen de hoger beroepstermijn was verzonden, werd geconcludeerd dat het tijdig was ingediend, ook al had de rechtbank het niet doorgezonden naar de Raad. De Raad stelde vast dat er geen sprake was van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.

Op basis van deze overwegingen verklaarde de Centrale Raad van Beroep het verzet gegrond. De uitspraak van 17 augustus 2005, waartegen verzet was gedaan, verviel, en het onderzoek werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste indiening van beroepschriften en de gevolgen van een foutieve verzending voor de ontvankelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

05/3212 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
A. El Aichra, wonende te Zwijndrecht (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 25 februari 2005, 02/223
(hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 20 juni 2006
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 21 van de Beroepswet (Bw) van 17 augustus 2005 heeft de Raad het namens appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 17 augustus 2005 is mr. B.J. Manspeaker, advocaat te Dordrecht, namens appellant in verzet gekomen.
Het verzet is behandeld ter zitting van de Raad op 7 maart 2006, waar namens appellant is verschenen mr. Manspeaker, voornoemd, en waar het Uwv -met voorafgaand bericht- niet is verschenen.
II. OVERWEGINGEN
Naar aanleiding van het gedane verzet dient de Raad thans de vraag te beantwoorden of hij bij zijn uitspraak van
17 augustus 2005 terecht heeft geoordeeld dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De Raad beantwoordt die vraag ontkennend.
De gemachtigde van appellant heeft op 30 maart 2005 het beroepschrift per fax gezonden naar een verkeerd faxnummer. Gebleken is dat dit nummer toebehoort aan de rechtbank Utrecht.
Ingevolge het derde lid van artikel 6:15 van de Awb is het tijdstip van indiening bij het onbevoegde orgaan bepalend voor de vraag of het hoger beroepschrift tijdig is ingediend, behoudens in geval van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht.
Het beroepschrift is binnen de hoger beroepstermijn per fax verzonden en uitgaande van ontvangst daarvan bij de rechtbank op 30 maart 2005, is het hoger beroepschrift tijdig ingediend. Hieraan doet niet af dat de rechtbank het hoger beroepschrift niet aan de Raad heeft doorgezonden.
De Raad merkt nog op dat van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht niet is gebleken.
Uit het vorenstaande volgt dat het namens appellant gedane verzet gegrond dient te worden verklaard.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 8:55, zevende lid, van de Awb vervalt de uitspraak waartegen verzet is gedaan en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door K.J.S. Spaas als voorzitter en C.W.J. Schoor en C.P.M. van de Kerkhof als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van T.S.G. Staal als griffier, uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2006.
(get.) K.J.S. Spaas.
(get.) T.S.G. Staal.