ECLI:NL:CRVB:2006:AX9437

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-5051 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van nabestaandenuitkering op basis van ANW door de Sociale verzekeringsbank

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellante, die een nabestaandenuitkering op basis van de Algemene nabestaandenwet (ANW) heeft aangevraagd na het overlijden van haar echtgenoot. De echtgenoot van appellante was van 1969 tot ongeveer 1997 in Nederland werkzaam en is daarna met een uitkering op basis van de Remigratiewet naar Turkije teruggekeerd. Hij overleed op 17 augustus 1999. Appellante verzocht in november 2001 de Sociale verzekeringsbank (Svb) om een nabestaandenuitkering, maar deze werd geweigerd omdat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was onder de ANW.

De Svb handhaafde zijn besluit na bezwaar, met de argumentatie dat de echtgenoot van appellante niet verzekerd was op het moment van overlijden, noch op basis van de ANW, noch op basis van de Besluiten inzake uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen. De rechtbank Amsterdam onderschreef dit standpunt in haar uitspraak van 18 juli 2005, waartegen appellante in hoger beroep ging.

Tijdens de zitting op 12 mei 2006 was appellante niet aanwezig, maar de Svb werd vertegenwoordigd door mr. P.C.J. van de Nes. De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat de echtgenoot van appellante, die op het moment van overlijden in Turkije woonde en niet meer in Nederland werkte, niet verzekerd was onder de ANW. Ook was er geen recht op een Nederlandse nabestaandenuitkering op basis van het Verdrag tussen Nederland en Turkije inzake sociale zekerheid, omdat niet was aangetoond dat de echtgenoot verzekerd was onder de Turkse wetgeving.

De Raad concludeert dat het hoger beroep niet kan slagen en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er zijn geen termen aanwezig voor een vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door T.L. de Vries, in aanwezigheid van griffier P.H. Broier, op 23 juni 2006.

Uitspraak

05/5051 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (Turkije) (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 18 juli 2005, 03/4874 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb).
Datum uitspraak: 23 juni 2006.
I. PROCESVERLOOP
Met ingang van 1 januari 2003 zijn de artikelen 3, 4 en 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, voorzover het betreft de Sociale verzekeringsbank in werking getreden. Thans oefent de Svb de taken en bevoegdheden uit die tot genoemde datum werden uitgeoefend door de Sociale Verzekeringsbank. In deze uitspraak wordt onder de Svb tevens verstaan de Sociale Verzekeringsbank.
Appellante heeft hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2006. Appellante is daarbij niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.J. van de Nes.
II. OVERWEGINGEN
Appellante is [in] 1998 in Turkije gehuwd met [partner] en woont in Turkije. Haar echtgenoot is vanaf 1969 tot in of omstreeks 1997 in Nederland werkzaam geweest. Vervolgens is hij met een uitkering ingevolge de Remigratiewet teruggekeerd naar Turkije. Op 17 augustus 1999 is de echtgenoot van appellante in Turkije overleden. Vervolgens heeft appellante in november 2001 aan de Svb verzocht een nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (ANW) aan haar toe te kennen.
Bij beslissing op bezwaar van 2 oktober 2003 (hierna: het bestreden besluit) heeft de Svb zijn besluit van 25 juli 2002 gehandhaafd, waarbij is geweigerd een nabestaandenuitkering aan appellante toe te kennen, omdat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was ingevolge de ANW. Daarbij heeft de Svb erop gewezen dat de echtgenoot van appellante ook niet op grond van de Besluiten inzake uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen verzekerd is geweest, omdat daarin de remigratie-uitkering niet staat vermeld als een uitkering op grond waarvan verzekering in het buitenland mogelijk is. Voorts is overwogen dat ook op grond van artikel 22 van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Turkije inzake sociale zekerheid (hierna: het Verdrag) geen recht bestaat op een Nederlandse nabestaandenuitkering, nu niet is gebleken dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden verzekerd was krachtens de Turkse wetgeving.
De rechtbank heeft dit standpunt in de aangevallen uitspraak onderschreven. Appellante heeft ook in hoger beroep aangevoerd dat haar echtgenoot een Nederlandse uitkering ontving en dus verzekerd was ingevolge de Nederlandse wetgeving.
Tussen partijen is in hoger beroep in geschil of de Svb terecht heeft geweigerd een nabestaandenuitkering aan appellante toe te kennen. Daarbij spitst het geschil zich met name toe op de vraag of de Svb terecht heeft geoordeeld dat de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden op 17 augustus 1999 niet verzekerd was krachtens de ANW. Dienaangaande overweegt de Raad het volgende.
Ingevolge artikel 13 van de ANW is verzekerd krachtens die wet degene die ingezetene is of die geen ingezetene is, doch ter zake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen. Nu de echtgenoot van appellante ten tijde van zijn overlijden in Turkije woonde en niet meer werkzaam was in Nederland, was hij toen op grond van deze bepaling niet verzekerd.
Voorts was op grond van de Besluiten inzake uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen, zoals die vanaf 1997 tot 1 januari 2000 luidden, ook verzekerd krachtens de volksverzekeringen degene die buiten Nederland is gaan wonen en op de dag van vertrek een bepaalde Nederlandse uitkering ontving ter hoogte van tenminste een nader omschreven bedrag per maand. Uitkeringen ingevolge de Remigratiewet stonden in dit artikel echter niet genoemd. Dit betekent dat de echtgenoot van appellante op 17 augustus 1999 niet meer verzekerd was krachtens de ANW, zodat geen aanspraak kan bestaan op een nabestaandenuitkering krachtens die wet.
Voorts stelt de Raad vast dat door appellante niet is betwist dat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was krachtens de Turkse wetgeving, zodat ook op grond van artikel 22 van het Verdrag geen aanspraak op een Nederlandse nabestaandenuitkering kan bestaan.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep niet kan slagen, zodat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad acht geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.H. Broier als griffier, uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2006.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) P.H. Broier.
GdJ