ECLI:NL:CRVB:2006:AX9009

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-142 AOW + 05-143 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling en rechtsbijstand door familielid in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 juni 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb) tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had in haar uitspraak van 29 november 2004 de Svb veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die werd bijgestaan door zijn zoon. De Svb stelde dat de rechtsbijstand verleend door de zoon niet kan worden aangemerkt als beroepsmatige rechtsbijstand van een derde, zoals bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De Raad heeft zich beperkt tot het geschilpunt over de proceskostenveroordeling en overweegt dat de bijstand van de zoon, die als gemachtigde van zijn vader optrad, niet kan worden gezien als professionele rechtsbijstand. De Raad concludeert dat de aangevallen uitspraak in zoverre niet in stand kan blijven en vernietigt de proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van beroepsmatige rechtsbijstand en de rol van familieleden in dergelijke procedures.

Uitspraak

05/142 AOW + 05/143 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 29 november 2004, 03/4625 en 03/4626 (hierna: aangevallen uitspraak),
in de gedingen tussen:
appellant
en
[betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene),
Datum uitspraak: 16 juni 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 mei 2006.
Appellant is daar niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.S. van Zanten.
II. OVERWEGINGEN
Met ingang van 1 januari 2003 zijn de artikelen 3, 4 en 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, voorzover het betreft de Sociale verzekerings-bank in werking getreden. Thans oefent de Svb de taken en bevoegdheden uit die tot genoemde datum werden uitgeoefend door de Sociale Verzekeringsbank. In deze uitspraak wordt onder de Svb tevens verstaan de Sociale Verzekeringsbank.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, naast gegrondverklaring van het beroep, onder meer appellant veroordeeld in de proceskosten van gedaagde ten bedrage van € 644,- voor door H.A. Demir verleende rechtsbijstand.
Het hoger beroep van appellant richt zich uitsluitend tegen deze proceskostenveroordeling. Volgens appellant is de verleende rechtsbijstand niet te beschouwen als een door een derde beroepsmatig verleende bijstand, zoals bedoeld in artikel 1 aanhef en sub a van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), nu het hier betreft kosten gemaakt door de zoon van betrokkene, die als gemachtigde van zijn vader is opgetreden en als zodanig niet kan worden gezien als een derde, die beroepsmatig rechtsbijstand verleent.
De Raad beperkt zich tot dit aan hem voorgelegde geschilpunt en overweegt als volgt.
De Raad stelt vast dat gedaagdes gemachtigde zijn zoon is.
Gelet op de duidelijke tekst en de strekking van artikel 1, sub a van het Bpb, zoals deze nog nader wordt uiteengezet in de bijbehorende toelichting, kan onder door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand niet worden verstaan de niet als professionele rechtsbijstand te beschouwen bijstand van de zoon ten gunste van zijn vader, welke veeleer is gebaseerd op ondersteuning voortvloeiend uit het bestaan van een nauwe familierelatie.
Gelet hierop slaagt het hoger beroep en kan de aangevallen uitspraak in zoverre niet in stand worden gelaten.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak, voorzover appellant daarbij is veroordeeld in de kosten van het geding.
Deze uitspraak is gedaan door T.L. de Vries. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M.F. van Moorst als griffier, uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2006.
(get.) T.L. de Vries.
(get.) M.F. van Moorst.
MH