ECLI:NL:CRVB:2006:AX8942
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- B.J. van der Net
- G. van der Wiel
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding in het kader van de Werkloosheidswet
In deze zaak gaat het om een verzoek om schadevergoeding van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 juni 2006 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op immateriële en materiële schade die appellant stelt te hebben geleden door de werkwijze van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De Raad heeft eerder, op 12 januari 2006, de aangevallen uitspraak vernietigd voor zover deze niet over de schadevergoeding ging en het onderzoek heropend. Tijdens de zitting op 18 mei 2006 is appellant vertegenwoordigd door R. de Haan, terwijl mr. H. van Wijngaarden namens het Uwv aanwezig was.
De Raad overweegt dat op grond van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de rechtbank kan veroordelen tot schadevergoeding indien het beroep gegrond is verklaard. In deze zaak zijn eerdere besluiten van het Uwv vernietigd, maar de Raad oordeelt dat de door appellant geleden immateriële schade niet voldoende aannemelijk is gemaakt als gevolg van de vernietigde besluiten. De Raad concludeert dat de psychische decompensatie van appellant niet kan worden toegerekend aan de besluiten van het Uwv, die betrekking hadden op de hoogte van het dagloon voor de Werkloosheidswet.
Daarnaast stelt de Raad dat er geen plaats is voor een aanvullende vergoeding van kosten voor rechtsbijstand op grond van artikel 8:75 van de Awb. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, en de Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak van de Raad is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.