ECLI:NL:CRVB:2006:AX8904
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- T.L. de Vries
- H.J. Simon
- N.J. Haverkamp
- Rechtspraak.nl
Opschorting van WAO-uitkering wegens geen rechtmatig verblijf in Nederland
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin de opschorting van zijn WAO-uitkering werd bevestigd. Appellant ontving sinds 4 januari 1997 een WAO-uitkering, maar deze werd opgeschort na een mededeling van de Dienst Vreemdelingenpolitie dat hij niet rechtmatig in Nederland verbleef. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze opschorting, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond. In hoger beroep betoogde appellant dat de voorzieningenrechter ten onrechte onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak had gedaan, wat zijn belangen zou hebben geschaad. Hij voerde aan dat hij rechtmatig in Nederland verbleef en recht had op hervatting van zijn uitkering, verwijzend naar een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het Uwv terecht had gesteld dat appellant ten tijde van de opschorting niet rechtmatig in Nederland verbleef. De Raad bevestigde dat de voorzieningenrechter op basis van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevoegd was om onmiddellijk uitspraak te doen, en dat appellant niet voldoende had aangetoond dat hij rechtmatig verblijf had. De Raad merkte op dat de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter niet afdeed aan de verplichting van het Uwv om de uitkering op te schorten. De Raad concludeerde dat er geen termen waren om de uitspraak van de rechtbank te herzien en bevestigde de aangevallen uitspraak.