ECLI:NL:CRVB:2006:AX8828

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
8 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/1212 AW en 05/1497 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • G.P.A.M. Garvelink-Jonkers
  • R. Kooper
  • K.J. Kraan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake functiewaardering van een medewerker bij de gemeente Alkmaar

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar. De rechtbank had op 3 januari 2005 het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het besluit van 13 februari 2002 vernietigd, omdat dit in strijd was met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. Betrokkene, werkzaam als medewerker verzekeringen en aansprakelijkheid, was herplaatst in de functie van senior medewerker risicobeheer. De functiewaardering was vastgesteld op HM 3, met scores voor verschillende gezichtspunten. Appellant had na de uitspraak van de rechtbank een nieuw besluit op bezwaar genomen, maar betrokkene was het niet eens met de bijstelling van de scores, met name die voor het gezichtspunt 'contacten'. De Centrale Raad van Beroep heeft de argumenten van appellant in hoger beroep niet gevolgd. De Raad oordeelde dat de bijstelling van niet aangevochten scores niet is toegestaan, tenzij er duidelijke en overtuigende redenen zijn. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. Tevens werd appellant veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan betrokkene.

Uitspraak

05/1212 AW en 05/1497 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Alkmaar (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 3 januari 2005, 04/542 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
[betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene)
en
appellant
Datum uitspraak: 8 juni 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene is een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft ter uitvoering van de aangevallen uitspraak een nieuw besluit op bezwaar genomen.
Namens betrokkene is daarop gereageerd.
De behandeling ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 april 2006. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.R.M. Berends-Schellens, verbonden aan Capra. Betrokkene is niet verschenen.
II. OVERWEGINGEN
1. Onder verwijzing overigens naar het in de aangevallen uitspraak gegeven overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden volstaat de Raad met het volgende.
1.1. Betrokkene, werkzaam in de functie van medewerker verzekeringen en aansprakelijkheid, is herplaatst bij de sector controlling van de dienst Stadsontwikkeling en Beheer in de functie van senior medewerker risicobeheer. Bij besluit van 3 juli 2001 is het niveau van die functie na functiewaardering vastgesteld op HM 3, leidend tot indeling in aanloopschaal 8, met vooruitzicht op functie-schaal 9 en uitloopschaal 10. Blijkens het bij het besluit gevoegd ontwerpadvies is daarbij een score 1 toegekend voor het gezichtspunt “handelingsvrijheid”, een score 0 voor het gezichtspunt “keuzemogelijkheden” en een score 2 voor het gezichtspunt “contacten”.
Appellant heeft dit besluit na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 13 februari 2002.
1.2. Bij uitspraak van 29 april 2003 heeft de rechtbank Alkmaar het beroep van betrokkene tegen dat besluit gegrond verklaard, het besluit van 13 februari 2002 wegens strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en motiveringsbeginsel vernietigd en bepaald dat appellant een nieuw besluit dient te nemen.
1.3. Ter voorbereiding van een nieuw te nemen besluit heeft appellant betrokkene bij brief van 27 oktober 2003 meegedeeld dat de waardering van haar functie integraal wordt heroverwogen en dat haar functie opnieuw wordt ingedeeld in een hoofdfunctieklasse met toekenning van scores aan de onderscheidene gezichtspunten. Aan betrokkene is meegedeeld dat het voornemen bestaat haar functie (wederom) in te delen in hoofdfunctieklasse HM, de score voor “handelingsvrijheid” te handhaven op 1 punt, de score voor “keuzemogelijkheden” te verhogen van 0 punten naar 1 punt en de score voor “contacten” terug te brengen van 2 punten naar 1 punt.
1.4. Nadat betrokkene op dit voornemen had gereageerd, heeft appellant het thans in geding zijnde besluit van 10 februari 2004 genomen overeenkomstig het in evenvermelde brief geuite voornemen.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van betrokkene tegen dat besluit gegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat appellant, in strijd met de door de wetgever bedoelde strekking van artikel 7:11 van de Awb, ten nadele van betrokkene de bij het besluit van 3 juli 2001 voor het gezichtspunt “contacten” vastgestelde score van 2 punten heeft bijgesteld naar 1 punt. De rechtbank kon appellant niet volgen in diens standpunt dat de thans heroverwogen gezichtspunten een dusdanige onderlinge samenhang hebben dat daarmee is voldaan aan de in de uitspraak van deze Raad van 29 maart 2001, LJN AB1707, TAR 2001, 75 geformuleerde voorwaarden om in bezwaar niet aangevallen scores te mogen bijstellen.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat van strijd met artikel 7:11 van de Awb geen sprake is, omdat het eindresultaat van de functiewaardering ten opzichte van het eerder door de rechtbank vernietigde besluit ongewijzigd is gebleven, nu de functie nog steeds is gewaardeerd op HM 3. Voorts heeft appellant in een uitvoerig betoog uiteengezet dat er voldoende relevant verband bestaat tussen de gezichtspunten “ keuze-mogelijkheden”, “handelingsvrijheid” en “contacten” om de door betrokkene niet aangevochten score op “contacten” bij te stellen en dat met name de gezichtspunten “keuzemogelijkheden” en “contacten” in de functie van betrokkene een zeer nauwe onderlinge samenhang vertonen. Voorts meent appellant dat er voor het verlagen van de waardering van het gezichtspunt “contacten” duidelijke en overtuigende redenen bestaan. Appellant meent daarom dat de rechtbank het besluit van 10 februari 2004 ten onrechte heeft vernietigd.
4. De Raad overweegt het volgende.
4.1. In zijn hiervoor genoemde uitspraak van 29 maart 2001 die eveneens betrekking had op een geschil omtrent functiewaardering, heeft de Raad benadrukt dat de wetgever met artikel 7:11 van de Awb - waarin de verplichting tot heroverweging op grondslag van het bezwaar is vervat - tot uitdrukking heeft willen brengen dat onderdelen van het primaire besluit die geheel los staan van de aangevoerde bezwaren in beginsel niet mogen worden heroverwogen en dat het primaire besluit in beginsel niet ten nadele van de bezwaarde mag worden gewijzigd. Bijstelling van niet aangevallen scores is slechts mogelijk als - voorzover thans in geschil - de desbetreffende gezichtspunten een relevant verband hebben met gezichtspunten waarop de bezwaren betrekking hebben en er voorts duidelijke en overtuigende redenen voor het verlagen van die scores bestaan.
4.2. Uit de gedingstukken blijkt dat betrokkene destijds tegen het besluit van 3 juli 2001 bezwaar heeft gemaakt vanwege het verschil in waarderingsuitkomst met de senior inkoper, welk verschil uitsluitend gelegen was in de score voor het gezichtspunt “keuzemogelijkheden”, zodat de vraag aan de orde is of het gezichtspunt “keuzemogelijk-heden” een relevant verband heeft met het gezichtspunt “contacten”.
4.3. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat daarvan geen sprake is. Blijkens het functiewaarderingssysteem van de gemeente Alkmaar gaat het er bij het gezichtspunt “keuzemogelijkheden” om in welke mate bij de taakuitoefening uit meer mogelijkheden kan worden gekozen. De score op dat gezichtspunt is afhankelijk van het aantal voorschriften en richtlijnen waarbinnen de functie-uitoefening dient plaats te vinden. Bij het gezichtspunt “contacten” gaat het om de mate waarin voor de uitvoering van de functie speciale eisen aan de contactuele vaardigheden worden gesteld. Een belangrijke factor is daarbij het al dan niet bestaan van belangentegenstelling. De Raad kan niet inzien dat tussen beide gezichtspunten een zodanig verband bestaat dat een wijziging van de score op het gezichtspunt “keuzemogelijkheden” noodzakelijkerwijs leidt tot het in heroverweging nemen van de score op het gezichtspunt “contacten”. Evenmin kan de Raad inzien dat sprake zou zijn van een systeem-technisch onjuiste waardering wanneer voor “contacten” twee punten worden toegekend en voor “keuzemogelijkheden” één punt, en dat een dergelijke uitkomst onevenwichtig en onjuist zou zijn. Ook in het functiewaarderingssysteem heeft de Raad voor het standpunt van appellant geen aanknopingspunt kunnen vinden. Derhalve kon de verhoging in bezwaar van de aangevochten score voor “keuzemogelijkheden” geen rechtvaardiging vormen voor het in heroverweging nemen van de niet aangevochten score op het gezichtspunt “contacten”.
4.4. Het hoger beroep van appellant slaagt derhalve niet; de rechtbank heeft het besluit van 10 februari 2004 terecht vernietigd met opdracht aan appellant om opnieuw op het bezwaar van betrokkene te beslissen.
4.5. Bij de in rubriek I genoemde nieuwe beslissing op bezwaar van 2 maart 2005 heeft appellant de functie van betrokkene gewaardeerd in hoofdfunctieklasse HM met 4 punten, overeenkomend met schaal 10. Daarbij heeft appellant een nabetaling in het vooruitzicht gesteld. Met de bevestiging van de aangevallen uitspraak blijft de juridische grondslag van deze nieuwe beslissing op bezwaar in stand. Gezien de reactie van betrokkene op dit besluit is de Raad van oordeel dat appellant met het nieuwe besluit geheel aan de bezwaren van betrokkene is tegemoet gekomen. Dit betekent dat er geen aanleiding is om dit besluit op de voet van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij de behandeling van het hoger beroep te betrekken.
5. De Raad acht termen aanwezig om appellant met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen tot vergoeding van een bedrag groot € 322,-- aan kosten wegens aan betrokkene in hoger beroep verleende rechtsbijstand.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak;
Veroordeelt appellant in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 322,- te betalen door de gemeente Alkmaar;
Bepaalt dat met toepassing van artikel 22, derde lid, van de Beroepswet van de gemeente Alkmaar een griffierecht van € 422,- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door G.P.A.M. Garvelink-Jonkers als voorzitter en R. Kooper en K.J. Kraan als leden, in tegenwoordigheid van O.C. Boute als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2006.
(get.) G.P.A.M. Garvelink-Jonkers.
(get.) O.C. Boute.
HD
25.05