ECLI:NL:CRVB:2006:AX8799
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- B.J. van der Net
- G. van der Wiel
- Rechtspraak.nl
Privaatrechtelijke dienstbetrekking van eigenrijders in het transportrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 juni 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of betrokkene, een eigenrijder, in een privaatrechtelijke dienstbetrekking werkzaam was voor appellante, een transportbedrijf. De rechtbank Arnhem had eerder de beroepen tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaard. Het Uwv had gesteld dat betrokkene vanaf 1 juli 2002 in dienst was van appellante, wat door de rechtbank werd bevestigd. De rechtbank oordeelde dat er voldaan was aan de voorwaarden voor een privaatrechtelijke dienstbetrekking, waaronder een gezagsverhouding, de verplichting tot persoonlijke werkzaamheden en de verplichting tot loonbetaling.
De Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven. De Raad benadrukte dat de werkzaamheden van betrokkene als vrachtwagenchauffeur tot de kernactiviteiten van appellante behoren en dat betrokkene vrijwel dagelijks voor appellante werkte. Hoewel betrokkene enige vrijheid had in het bepalen van zijn ritten, was deze vrijheid beperkt door de bedrijfsbelangen van appellante. De Raad concludeerde dat de door appellante aan betrokkene betaalde vergoeding per gereden kilometer als loon voor verrichte werkzaamheden moet worden aangemerkt.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, C.M.T. Kruls, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.