ECLI:NL:CRVB:2006:AX8795

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/2236 NABW e.a.
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank over de arbeidsverplichtingen en bijzondere bijstand

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 mei 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 6 april 2005. Appellant, die een uitkering ontving op basis van de Algemene bijstandswet (Abw), had hoger beroep ingesteld tegen twee besluiten van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak het beroep van appellant tegen het eerste bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard, terwijl het beroep tegen het tweede bestreden besluit gegrond werd verklaard. Dit laatste besluit werd vernietigd voor zover het betrekking had op de toestemming voor verblijf in het buitenland met behoud van uitkering, en het College werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen. Het College had appellant toestemming verleend om met behoud van uitkering gedurende dertien weken per kalenderjaar in het buitenland te verblijven.

In hoger beroep heeft appellant zich vooral gericht op de formuleringen die door de rechtbank en het College in hun besluiten zijn gebruikt. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geen aanknopingspunten gevonden om het oordeel van de rechtbank te weerleggen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak dan ook bevestigd, zonder aanleiding te zien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier A.H. Polderman-Eelderink, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

05/2236 NABW
05/2238 NABW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 6 april 2005, 04/1953 en 04/1954 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle (hierna: College)
Datum uitspraak: 15 mei 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 april 2006. Appellant is niet verschenen. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door J.P. Nuyten, werkzaam bij de gemeente Goirle.
II. OVERWEGINGEN
Appellant ontvangt een uitkering ingevolge de Algemene bijstandswet (hierna: Abw), thans de Wet werk en bijstand (hierna: WWB).
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, met een bepaling over het griffierecht, - het beroep van appellant tegen het bestreden besluit I van 1 september 2004 (lees: 31 augustus 2004), waarbij aan appellant ontheffing is verleend van de arbeidsverplichtingen van artikel 113 van de Abw respectievelijk artikel 9 van de WWB, niet-ontvankelijk verklaard;
- het beroep van appellant tegen het bestreden besluit II van 1 september 2004 (lees: 31 augustus 2004) gegrond verklaard;
- het bestreden besluit II vernietigd voor zover dit betrekking heeft op het verlenen van toestemming voor verblijf in het buitenland met behoud van uitkering en het College opgedragen in zoverre een nieuw besluit op het bezwaar van appellant te nemen;
- het bestreden besluit II in stand gelaten, voor zover daarbij het bezwaar van appellant tegen de weigering van bijzondere bijstand in verband met de kosten van een reis naar Spanje ongegrond is verklaard.
Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft het College bij besluit van 26 april 2005 aan appellant toestemming verleend om - kort samengevat - met behoud van uitkering gedurende dertien weken per kalenderjaar in het buitenland te verblijven.
Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd heeft met name betrekking op de door de rechtbank in de aangevallen uitspraak en door het College in de bestreden besluiten I en II gebezigde formuleringen. De Raad heeft hierin geen aanknopingspunten gevonden om het oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen onjuist te achten.
Dit betekent dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.H. Polderman-Eelderink als griffier, uitgesproken in het openbaar op 15 mei 2006.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) A.H. Polderman-Eelderink.