ECLI:NL:CRVB:2006:AX8778

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05-6570 WWB
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 mei 2006 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 14 maart 2006, waarin zijn hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. Het hoger beroep was niet ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht van € 103,-- niet binnen de gestelde termijn van vier weken was betaald. Appellant had in zijn verzet aangevoerd dat hij door het grote aantal procedures dat hij had aangespannen, niet in staat was om het griffierecht tijdig te voldoen.

De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet binnen de gestelde termijn van vier weken had aangegeven dat hij betalingsonmacht had. Dit gebrek aan communicatie heeft geleid tot de conclusie dat er geen reden was om het verzet gegrond te verklaren. De Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten en de noodzaak voor appellanten om tijdig te communiceren over eventuele betalingsproblemen. De uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van griffier M. Renden, en is openbaar uitgesproken op 31 mei 2006.

Uitspraak

05/6570 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 4 november 2005, 05/631 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen (hierna: College)
Datum uitspraak: 31 mei 2006
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 14 maart 2006 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 14 maart 2006 heeft appellant verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 17 mei 2006, waar appellant en het College - met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 14 maart 2006 berust hierop, dat het voor het instellen van het hoger beroep verschuldigde griffierecht van € 103,-- niet binnen de daarvoor bij aangetekend verzonden brief van 15 december 2005 gestelde termijn van vier weken is voldaan en dat op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In verzet heeft appellant aangevoerd dat hij, mede als gevolg van het grote aantal door hem aanhangig gemaakte procedures, niet in staat was en is om het griffierecht te voldoen.
De Raad stelt vast dat appellant binnen de bij de brief van 15 december 2005 gestelde termijn van vier weken op geen enkele wijze aan de Raad kenbaar heeft gemaakt dat sprake is van betalingsonmacht.
Reeds om die reden bestaat voor gegrondverklaring van het verzet geen aanleiding.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad evenmin aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T.G.M. Simons. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Renden als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2006.
(get.) T.G.M. Simons.
(get.) M. Renden.