ECLI:NL:CRVB:2006:AX8763

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/4532 CSV e.a.
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.C. Schoemaker
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Premies voor sociale werknemersverzekeringswetten over dagen waarop niet is gewerkt maar wel loon is ontvangen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 juni 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De zaak betreft de vraag of er premies voor de sociale werknemersverzekeringswetten verschuldigd zijn over dagen waarop een werknemer niet heeft gewerkt, maar wel loon heeft ontvangen. Appellant, het Uitvoeringsinstituut, heeft in eerdere besluiten de premies voor het jaar 2002 vastgesteld en deze besluiten zijn door betrokkenen betwist. De rechtbank Arnhem heeft in een eerdere uitspraak geoordeeld dat de uitleg van het begrip 'loondagen' te beperkt was en dat ook dagen waarop geen arbeid is verricht, maar wel loon is ontvangen, als loondagen moeten worden aangemerkt. Appellant is het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen de relevante wetgeving, met name de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV), en eerdere jurisprudentie in acht genomen. De Raad concludeert dat de uitleg van de rechtbank niet in lijn is met de letterlijke tekst van artikel 9 van de CSV. De Raad stelt vast dat de dagen waarop loon is ontvangen, ook al is er geen arbeid verricht, moeten worden aangemerkt als loondagen. Dit betekent dat de regeling van de minister, die deze dagen als loondagen definieert, rechtmatig is en niet in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel.

De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart de beroepen ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van een juiste interpretatie van de wetgeving en de rol van de minister in het stellen van nadere regels. De uitspraak is gedaan door R.C. Schoemaker, met S.W.H. Peeters als griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 juni 2006.

Uitspraak

04/4532 CSV
04/4534 CSV
04/4535 CSV
04/4536 CSV
04/4537 CSV
04/4538 CSV
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 23 juli 2004, 03/1543 - 03/1546; 03/1764-1765 (hierna: aangevallen uitspraak),
in de gedingen tussen
[betrokkenen]
allen gevestigd te [vestigingsplaats] (hierna: betrokkenen)
en
appellant
Datum uitspraak: 1 juni 2006
I. PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkenen heeft drs. F.J. Groeliker, werkzaam bij BERK Accountants en Belastingadviseurs, een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 april 2006, waar alleen appellant zich heeft laten vertegenwoordigen en wel door P.R.H. Min, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. OVERWEGINGEN
De Raad stelt voorop dat de in deze gedingen aan de orde zijnde geschillen worden beoordeeld aan de hand van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV) en de daarop rustende bepalingen, zoals die luidden ten tijde hier van belang.
Bij besluiten van 4 maart 2003, 5 maart 2003 en 4 april 2003 heeft appellant ten aanzien van betrokkenen de premies ingevolge de sociale werknemersverzekeringswetten voor het jaar 2002 definitief vastgesteld. De daartegen gerichte bezwaren zijn bij besluiten van 26 juni 2003 en 4 augustus 2003 ongegrond verklaard. Daarbij heeft appellant allereerst overwogen dat de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 31 mei 2001, gepubliceerd in RSV 2001/184, naar zijn mening uitsluitend is gedaan in het licht van de aan die uitspraak ten grondslag liggende casus, betreffende premieheffing sociale werknemersverzekeringswetten over het loon van personen die werkzaam zijn in een arbeidspatroon van veertien dagen op en veertien dagen af in de offshore. Voorts heeft appellant gehandhaafd zijn opvatting dat deze uitspraak van de Raad niet tot gevolg kan hebben dat slechts over de dagen waarop een werknemer werkzaamheden heeft verricht en uit dien hoofde loon heeft genoten, premies sociale werknemersverzekeringswetten kunnen worden geheven.
De rechtbank is, zich daarbij beperkend tot het tussen partijen bestaande geschil over de vraag of appellant gehouden is tot premieheffing ingevolge de sociale werknemersverzekeringswetten over de dagen waarop niet is gewerkt maar wel loon is genoten, tot het volgende oordeel gekomen. Uit de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep volgt - verwezen wordt daarbij naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 31 mei 2001 - dat onder “het aantal dagen, waarover de werknemer loon heeft genoten” ingevolge artikel 9, eerste lid, van de CSV geen andere betekenis kan hebben dan “dagen waarop de werknemer tegen loon heeft gewerkt”, en dat de Centrale Raad van Beroep de uitleg van artikel 9, eerste lid, van de CSV niet heeft uitgebreid met de dagen waarover de werknemer loon of een aan loon gelijkgestelde uitkering heeft genoten. Weliswaar staat het de Minister, gelet op de ruime regelgevende bevoegdheid ingevolge artikel 9, tiende lid, van de CSV, vrij om dagen waarop de werknemer niet tegen loon heeft gewerkt als loondagen aan te merken, maar de rechtbank is daarbij tot het oordeel gekomen dat de terugwerkende kracht die aan de Regeling van 4 februari 2004 is verleend in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel en derhalve buiten toepassing dient te blijven.
Appellant kan zich met deze uitspraak niet verenigen en is van oordeel dat door het “loondagenbegrip” te beperken tot dagen waarop de werknemer tegen loon heeft gewerkt een te restrictieve uitleg wordt gegeven aan dit begrip. In dit verband heeft appellant nog het volgende aangevoerd:
“Uitspraken van de rechtbank te Rotterdam waarin de rechtbank het begrip loondag eveneens kwalificeert als “dag waarop de werknemer tegen loon heeft gewerkt”, hebben voor de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de aanleiding gevormd om gebruik te maken van zijn in artikel 9 lid 10 van de CSV neergelegde bevoegdheid tot het stellen van nadere regelen. Bij Regeling van 3 februari 2004, nr. SV/F & W/04/5689, gepubliceerd op 12 februari 2004 in de Staatscourant 2004, nr. 29 (hierna: de Regeling), is verduidelijkt wat verstaan moet worden onder het begrip “dagen waarover de werknemer loon heeft genoten” als bedoeld in artikel 9 van de CSV. Hieronder vallen blijkens artikel 1 van de Regeling en de toelichting daarop naast de dagen waarover de werknemer tegen loon heeft gewerkt ook dagen waarop geen arbeid wordt verricht maar wel loon wordt genoten zoals bijvoorbeeld vakantie -en ziektedagen. Voorts betreft het dagen waarop de werknemer normaal gesproken zou hebben gewerkt maar geen werkzaamheden verricht en waarover de werkgever wel loon betaalt, bijvoorbeeld ouderschapverlof waarbij het loon wordt doorbetaald. Tenslotte betreffen het ook dagen waarover een uitkering of toeslag als bedoeld in artikel 3a, tweede of derde lid van de CSV wordt genoten. Het voorgaande betekent naar onze mening een ondersteuning voor ons standpunt dat uw Raad in zijn uitspraak van 31 mei 2001 een te beperkte uitleg aan het begrip loondagen geeft. De uitleg van uw Raad dat onder loondagen moet worden verstaan “de dagen waarop een werknemer tegen loon heeft gewerkt” achten wij dan ook in strijd met de letterlijke tekst van artikel 9 CSV en ook met de bedoeling van de wetgever. Bovendien zouden op deze wijze dagen waarover wel loon is genoten, maar waarop geen arbeid is verricht niet als loondagen worden aangemerkt. Wij zijn dan ook van oordeel dat de zinsnede in artikel 9, eerste lid, van de CSV, waarin wordt gerefereerd aan “dagen waarover loon is genoten” niets anders kan betekenen dan “dagen waarover loon of een aan loon gelijkgestelde uitkering is genoten”.
Betrokkenen zijn - kort samengevat - van mening dat slechts als loondagen hebben te gelden: “dagen waarop de werknemer tegen loon heeft gewerkt”. Daaraan kan in hun visie niet afdoen de door appellant genoemde regeling, nu de daarin vervatte overgangsbepaling in strijd is met de beginselen van zorgvuldigheid en rechtszekerheid.
Naar aanleiding van hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd, overweegt de Raad allereerst dat in hoger beroep slechts aan de orde is de vraag of over dagen waarop niet is gewerkt maar wel loon is ontvangen, premies voor de sociale werknemersverzekeringswetten verschuldigd zijn.
De Raad overweegt dienaangaande het volgende.
In artikel 9, eerste lid en eerste volzin, van de CSV is bepaald dat bij de berekening van het loon, waarnaar de premies ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de Werkloosheidswet worden geheven, het loon dat bij dezelfde werkgever meer heeft bedragen dan het bedrag, dat wordt verkregen door vermenigvuldiging van een bedrag van € 159,-- met het aantal dagen van het premiebetalingstijdvak, waarover de werknemer loon heeft genoten, voor dat meerdere buiten aanmerking blijft.
Op grond van het tiende lid, van artikel 9 kan de minister nadere regelen stellen ter uitvoering van het bepaalde in de vorige leden. Tevens kan de minister nadere regelen stellen, welke afwijken van het bepaalde in de vorige leden.
Bij Besluit van 3 februari 2004 heeft de minister een regeling als bedoeld in artikel 9, tiende lid, van de CSV vastgesteld, houdende verduidelijking van het begrip dagen waarover de werknemer loon heeft genoten als bedoeld in artikel 9 van de CSV. Deze regeling luidt als volgt:
Artikel 1
1. Onder dagen waarover de werknemer loon heeft genoten als bedoeld in artikel 9, eerste, derde en vierde lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering worden verstaan:
a. dagen waarop de werknemer tegen loon heeft gewerkt of zich tegen loon voor de werkgever beschikbaar heeft gehouden;
b. dagen waarover de werknemer loon heeft genoten op grond van artikel 628, 629 of 639 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, of op grond van naar aard en strekking overeenkomstige regelingen voor werknemers met een publiekrechtelijke dienstbetrekking;
c. dagen waarop de werknemer normaal gesproken gewerkt zou hebben maar waarop hij geen werkzaamheden verricht noch zich voor de werkgever beschikbaar houdt en waarover de werkgever, anders dan op grond van artikelen of regelingen, bedoeld in onderdeel b, wel loon betaalt;
d. dagen waarover de werknemer uitkering of toeslag als bedoeld in artikel 3a, tweede en derde lid van de Coördinatiewet Sociale Verzekering heeft ontvangen.
2. zo nodig in afwijking van het eerste lid wordt bij dezelfde werkgever een dag
slechts eenmaal in aanmerking genomen.
Artikel 2
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 1995. Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
In het licht van deze regeling dient de in deze gedingen aan de orde zijnde vraag bevestigend te worden beantwoord. Niet gebleken is dat de dagen waarover betrokkenen loon hebben betaald, doch op welke dagen niet is gewerkt, geen dagen betreffen als bedoeld in deze regeling.
Met betrekking tot het door betrokkenen gestelde omtrent de terugwerkende kracht van deze regeling is de Raad van oordeel dat, wat daarvan ook verder moge zijn, er geen sprake kan zijn dat zulks een schending oplevert van enig beginsel van behoorlijk bestuur, nu deze regeling inderdaad niets anders inhoudt dan een verduidelijking van in het bijzonder het bepaalde in artikel 9, eerste lid en eerste volzin, van de CSV, meer in het bijzonder van de daarin vervatte zinsnede “het aantal dagen van het premiebetalingstijdvak, waarover de werknemer loon heeft genoten”. Deze zinsnede biedt geen steun voor de opvatting van betrokkenen dat artikel 9, eerste lid, en eerste volzin van de CSV enkel ziet op dagen waarover loon is ontvangen en waarop is gewerkt. Deze steun is evenmin te vinden in ’s Raads uitspraak van 31 mei 2001 en in de in die uitspraak vermelde uitspraken, nu de uitspraak van 31 mei 2001 ziet op een specifieke, zich in de offshore voordoende situatie van een arbeidspatroon van veertien dagen op en veertien dagen af en in het licht hiervan in het bijzonder op het bepaalde in artikel 9, vijfde lid, van de CSV. Bovendien werden partijen bij die uitspraak niet verdeeld gehouden door het antwoord op de vraag of ook over dagen, als door betrokkenen genoemd in hun bezwaar- en beroepschrift, premies zijn verschuldigd. Dit laatste is daarbij dan ook niet ten principale aan de orde geweest.
Uit het vorenstaande vloeit voort dat het hoger beroep van appellant slaagt en dat de aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door R.C. Schoemaker. De beslissing is, in tegenwoordigheid van S.W.H. Peeters als griffier, uitgesproken in het openbaar 1 juni 2006.
(get.) R.C. Schoemaker.
(get.) S.W.H. Peeters.
RB2905