ECLI:NL:CRVB:2006:AX8451

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
24 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/4677, 05/4679 AW en 05/4680 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluiten van Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland inzake salarisschaal en toelage onregelmatige dienst

In deze zaak gaat het om hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 29 april 2005, waarin de rechtbank de besluiten van Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland heeft vernietigd. De besluiten betroffen de herziening van de inpassing van appellanten in salarisschaal 12 per 1 januari 1996 en het herstel van een eerder ingetrokken toelage onregelmatige dienst. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet tot de groep behoorden waarvoor Gedeputeerde Staten nieuwe besluiten moesten nemen.

De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat de bestreden besluiten primaire besluiten waren, waartegen appellanten bezwaar hadden moeten maken. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak, behoudens de veroordeling tot vergoeding van griffierecht. De Raad oordeelt dat de rechtbank de beroepen van appellanten had moeten doorzenden naar Gedeputeerde Staten om deze als bezwaarschrift te behandelen, conform artikel 6:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

De Raad heeft Gedeputeerde Staten veroordeeld in de proceskosten van appellanten in hoger beroep, tot een bedrag van € 53,30 per persoon voor rechtsbijstand en € 36,06 aan reiskosten voor appellant Vermont. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met G.P.A.M. Garvelink-Jonkers als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 24 mei 2006. De Raad heeft de provincie Zeeland opgedragen om de kosten van het griffierecht te vergoeden aan de appellanten.

Uitspraak

05/4677, 05/4679 AW en 05/4680 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op de hoger beroepen van:
[appellant 1], wonende te [woonplaats],
[appellant 2], wonende te [woonplaats], en
[appellant 3], wonende te [woonplaats] (hierna: appellanten),
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 29 april 2005, nrs. 04/463 t/m 04/466, 04/468, 04/470 t/m 04/472, 04/474 t/m 04/484, 04/486 t/m 04/497 (hierna: aangevallen uitspraak),
in de gedingen tussen
appellanten
en
Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland (hierna: Gedeputeerde Staten)
Datum uitspraak: 24 mei 2006
I. PROCESVERLOOP
Namens appellanten is hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
Gedeputeerde Staten hebben een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met 33 gedingen over hetzelfde onderwerp, plaatsgevonden op 13 april 2006.
[appellant 2] is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. B.H. Vader, advocaat te Oost-Souburg, die tevens als gemachtigde is verschenen van de andere appellanten. Gedeputeerde Staten hebben zich laten vertegenwoordigen door
mr. L.S. van Loon, advocaat te 's-Hertogenbosch, en mr. R.V. Koper, werkzaam bij de provincie Zeeland.
Na de behandeling ter zitting zijn de zaken gesplitst. Thans wordt uitspraak gedaan in de zaken betreffende appellanten.
II. OVERWEGINGEN
1. Appellanten zijn bij de rechtbank in beroep gekomen tegen besluiten van Gedeputeerde Staten van 15 juni 2004 waarbij hun inpassing in salarisschaal 12 vanaf 1 januari 1996 is herzien en de eerder ingetrokken toelage onregelmatige dienst is hersteld.
2. Bij de aangevallen uitspraak zijn deze besluiten vernietigd, omdat appellanten niet behoorden tot degenen voor wie Gedeputeerde Staten uit hoofde van de opdracht in 's Raads uitspraak van 10 april 2003, nrs. 02/1005 AW enz. en
02/4371 AW enz., nieuwe besluiten moesten nemen.
3. De vorengenoemde omstandigheid bracht, anders dan de rechtbank heeft overwogen, mee dat de bestreden besluiten primaire besluiten waren waartegen appellanten bezwaar hadden moeten maken. De rechtbank had de beroepen van appellanten dus met toepassing van artikel 6:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht moeten doorzenden naar Gedeputeerde Staten om deze te laten behandelen als bezwaarschrift.
4. De Raad zal de aangevallen uitspraak dus vernietigen voorzover deze betrekking heeft op appellanten, behoudens voorzover het betreft de veroordeling tot vergoeding van griffierecht en de Raad zal doen hetgeen de rechtbank zou behoren te doen.
5. In het vorenstaande vindt de Raad aanleiding Gedeputeerde Staten op grond van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten van appellanten in hoger beroep tot een bedrag van € 53,30 per persoon wegens kosten van rechtsbijstand (de gewichtsfactor wordt als licht aangemerkt) en voor appellant Vermont € 36,06 aan reiskosten in hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak, voorzover deze betrekking heeft op appellanten en behoudens voor zover het betreft de griffierechtveroordeling;
Veroordeelt Gedeputeerde Staten in de proceskosten van appellanten, zoals in rubriek II onder 5. is overwogen, te betalen door de provincie Zeeland;
Bepaalt dat de provincie Zeeland aan elk van de appellanten het aandeel in het griffierecht in eerste aanleg en in hoger beroep ten bedrage van (€ 343,- : 36) € 9,52 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door G.P.A.M. Garvelink-Jonkers als voorzitter en A. Beuker-Tilstra en G.F. Walgemoed als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier, uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2006.
(get.) G.P.A.M. Garvelink-Jonkers.
(get.) P.W.J. Hospel.