ECLI:NL:CRVB:2006:AX8383

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 februari 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
04/6882 WAO + 04/6885 WAO + 04/6886 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevolgen gedifferentieerde WAO-premie na overgenomen personeel

In deze zaak gaat het om de gevolgen van de gedifferentieerde WAO-premie na de overname van personeel door appellante, die voorheen Lips Beveiliging B.V. heette. Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Dordrecht, waarin werd geoordeeld dat er sprake was van een (gedeeltelijke) overgang van onderneming. De rechtbank had vastgesteld dat appellante in 2000 een deel van het personeel van Chubb Lips Nederland B.V. had overgenomen, en dat het overnamepercentage 43,88% bedroeg. De Centrale Raad van Beroep bevestigt deze bevindingen en oordeelt dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. De Raad stelt vast dat de uitgangspunten van de rechtbank, namelijk de (gedeeltelijke) overgang van onderneming en het overnamepercentage, niet door gedaagde zijn losgelaten. De Raad wijst erop dat de bij brief van 16 januari 2006 ingezonden stukken buiten beschouwing worden gelaten, omdat deze niet binnen de gestelde termijn zijn ingediend. De Raad concludeert dat de rechtbank op juiste wijze toepassing heeft gegeven aan de relevante wetgeving, en bevestigt de aangevallen uitspraak, zij het op andere gronden. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

04/6882 WAO
04/6885 WAO
04/6886 WAO
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [vestigingsplaats], appellante,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellante heeft mr. M.C.P.G. Canoy, advocaat te Amsterdam, op daartoe nader aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 5 november 2004, kenmerk 03/652, 03/997 en 03/998.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 16 januari 2006 zijn namens appellante nadere stukken in het geding gebracht.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad van 19 januari 2006. Namens appellante zijn daar verschenen mr. Canoy, voornoemd, en C. Dudok, hoofd salarisadministratie van appellante. Namens gedaagde is verschenen mr. M. Krikke, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
II. MOTIVERING
De Raad stelt voorop dat, gelet op de in artikel 8:58, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vermelde termijn, de bij brief van 16 januari 2006 ingezonden stukken buiten beschouwing worden gelaten.
Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat thans met het volgende.
In geschil is het antwoord op de vraag welke gevolgen er bij de vaststelling van de in artikel 78 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) bedoelde gedifferentieerde premie over de jaren 2001, 2002 en 2003 moeten worden verbonden aan het feit dat appellante in 2000 een deel van het personeel van Chubb Lips Nederland B.V. heeft overgenomen.
Gedaagde stelt zich op het standpunt dat er sprake is van een (gedeeltelijke) overgang van onderneming, als bedoeld in artikel 5 van het Besluit premiedifferentiatie WAO (verder te noemen: het Besluit) en heeft een overnamepercentage van 43,88 vastgesteld.
De rechtbank heeft zich achter het standpunt van gedaagde gesteld.
Appellante bestrijdt primair dat er sprake is van een (gedeeltelijke) overgang van overneming en stelt zich subsidiair op het standpunt dat het overnamepercentage onjuist is berekend.
De Raad overweegt als volgt.
Bij besluit van 6 juni 2001 heeft gedaagde ongegrond verklaard het bezwaar van appellante -toen nog Lips Beveiliging B.V. geheten- tegen het besluit van 21 mei 2001, waarbij de voor 2001 verschuldigde gedifferentieerde premie is vastgesteld op 1,44%. Het beroep van appellante tegen het besluit van 6 juni 2001 is door de rechtbank Dordrecht bij uitspraak van 4 juli 2002 ongegrond verklaard, in welke uitspraak appellante heeft berust.
In de uitspraak van 4 juli 2002 heeft de rechtbank onder meer overwogen dat gedaagde op juiste wijze toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in de artikelen 4 en 5 van het Besluit. Aan die toepassing lag onder meer ten grondslag het overname percentage van 43,88.
De Raad kan niet anders concluderen dan dat, gelet op de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 4 juli 2002, tussen partijen vast is komen te staan dat er sprake is geweest van een (gedeeltelijke) overgang van onderneming en dat het overnamepercentage 43,88 bedraagt. Dat gedaagde nadien het premiepercentage voor 2001 bij het thans bestreden besluit nog naar beneden heeft bijgesteld, doet daar niet aan af. De uitgangspunten dat er sprake is van (gedeeltelijke) overgang van onderneming en een overnamepercentage van 43,88 zijn immers niet door gedaagde losgelaten.
Het voorgaande betekent dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak, zij het op andere gronden, dient te worden bevestigd.
Voor een proceskostenveroordeling acht de Raad geen termen aanwezig.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. R.C. Schoemaker als voorzitter en mr. G. van der Wiel en mr. drs. N.J. van Vulpen-Grootjans als leden, in tegenwoordigheid van R.E. Lysen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2006.
(get.) R.C. Schoemaker.
(get.) R.E. Lysen.
MvK09026