ECLI:NL:CRVB:2006:AX7603

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/5511 WAJONG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • Ch. van Voorst
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 mei 2006 uitspraak gedaan in het verzet van appellante tegen een eerdere uitspraak van 28 oktober 2005. Appellante had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen van 21 juli 2005, maar dit hoger beroep was niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig was ontvangen door de Raad. Appellante voerde in haar verzetschrift aan dat persoonlijke omstandigheden haar hadden belet om tijdig hoger beroep in te stellen.

Tijdens de zitting op 19 april 2006 zijn partijen niet verschenen, met uitzondering van het Uwv, dat voorafgaand aan de zitting had bericht dat zij niet aanwezig zou zijn. De Raad heeft de argumenten van appellante in het verzetschrift overwogen, maar kwam tot de conclusie dat deze onvoldoende waren om het verzuim van appellante te verontschuldigen. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van verschoonbare termijnoverschrijding.

De uitspraak van de Raad was duidelijk: het verzet werd ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd uitgesproken in het openbaar, met J. Verrips als griffier. De Raad bevestigde dat de eerdere uitspraak van 28 oktober 2005 in stand bleef, en dat de argumenten van appellante niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen.

Uitspraak

05/5511 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet in verband met het hoger beroep van:
[appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 21 juli 2005, 04/585 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 31 mei 2006
I. PROCESVERLOOP
Bij uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 21 van de Beroepswet van 28 oktober 2005 heeft de Raad het door appellante ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen de uitspraak van de Raad van 28 oktober 2005 heeft appellante verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting op 19 april 2006, waar partijen - het Uwv met voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. OVERWEGINGEN
De uitspraak van de Raad van 28 oktober 2005 berust hierop, dat het hoger beroep van appellante niet-ontvankelijk is verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig door de Raad is ontvangen.
In het verzetschrift heeft appellante wederom aangevoerd dat zij door persoonlijke omstandigheden niet in staat was tijdig hoger beroep in te stellen.
Hetgeen appellante in verzet heeft aangevoerd vormt naar het oordeel van de Raad onvoldoende grond om het verzuim van appellante te verontschuldigen en de Raad tot een ander oordeel te leiden dan hetwelk is neergelegd in zijn uitspraak van
28 oktober 2005.
Gelet op het voorgaande dient het verzet ongegrond te worden verklaard.
Voor een proceskostenveroordeling ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst. De beslissing is, in tegenwoordigheid van J. Verrips als griffier, uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2006.
(get.) Ch. van Voorst.
(get.) J. Verrips.
MH